“Iedere stroming in Nederland heeft zijn eigen spreekbuis, behalve het Fortuynisme”, stelt Sørensen vandaag in NRC Handelsblad. Hij zegt zich groen en geel te ergeren aan het huidige publieke bestel, dat volgens hem democratisch tekortschiet. „Wilders- en Verdonk-stemmers worden steevast over het hoofd gezien, of weggezet als een stel domkoppen.”
Het initiatief is mede geïnspireerd door de woorden van de voorzitter de raad van bestuur van de Publieke Omroep, Henk Hagoort, die in oktober stelde dat de publieke omroep zich meer moet inspannen om ook Telegraaflezers en mensen die op Wilders of Verdonk stemmen te bedienen.
In mijn blog van 20 oktober schreef ik dat de publieke omroepen toegang hebben gekregen tot het bestel omdat ze een geestelijke of maatschappelijke stroming vertegenwoordigen. ‘De pluriformiteit van de publieke omroep ligt dus verankerd in dit toelatingscriterium.
Als een maatschappelijke stroming zich niet vertegenwoordigd voelt dient er een aspirant omroep opgericht te worden die zendtijd krijgt op basis van voldoende leden.'
Sörensen gaat nu precies doen waar de publieke omroep voor opgericht is namelijk een omroep oprichten die een maatschappelijke stroming vertegenwoordigd, dus dat valt alleen maar toe te juichen.
Het probleem is alleen dat het publieke bestel ondanks de identiteitsgebonden verankering zich steeds meer wil profileren als een geheel, als dé Publieke Omroep, in plaats van een verzameling van zo’n dertig zendgemachtigden die allemaal stromingen vertegenwoordigen. De hele zenderkleuring van de drie televisiezenders is erop gericht om de herkenbaarheid van de zenders te vergroten en meer rekening te houden met de wensen van het publiek dan met de profileringsdrang van de omroepen. Alle populaire programma’s zijn bijvoorbeeld verplaatst naar Nederland 1 waardoor die zender goed kan concurreren met de commerciële zenders. De netcoördinator bepaalt in grote lijnen de programmering en kiest uit het aanbod van programmavoorstellen van de omroepen.
Daarbij is niet meer de identiteit van de omroepen doorslaggevend, maar het programmaschema met eigen doelstellingen voor de drie publieke zenders. Daardoor kan het makkelijk gebeuren dat bijvoorbeeld de EO op Nederland 1 en Nederland 2 tegelijkertijd te zien is met verschillende programma’s. Deze ontwikkeling waarbij de zender belangrijker wordt dan de individuele omroeporganisatie staat natuurlijk haaks op de manier waarop de pluriformiteit georganiseerd is in Hilversum. Als de nieuwe omroep van Sörensen wordt toegelaten tot het bestel zal deze zich op dezelfde manier moeten conformeren aan een zenderprogrammering waarin de identiteit van de omroep geen doorslaggevend argument meer is om een programma te plaatsen. Het is de vraag of de oprichter van de PON zich dit realiseert. Misschien moet de PON wel mee gaan draaien met Netwerk of Eenvandaag...
Het zou natuurlijk beter zijn om eindelijk eens definitief te kiezen voor een echte Publieke Omroep, waarbij één zender gereserveerd zou kunnen worden voor de identiteitsgebonden programma’s van zendgemachtigden die geestelijke of maatschappelijke stromingen vertegenwoordigen. Het idee van de WRR in het rapport Focus op functies (2005) om de omroepen als kerntaak opinie en debat te geven verdient opnieuw aandacht.