Ruim 92.000 jongeren (tussen 12 en 25 jaar) identificeren zich als transgender, genderdivers of non-binair, dat zijn er bijna 29.000 meer dan vijf jaar geleden. Een toename van 45 procent. De toename komt vooral voor rekening van de meisjes die nu 63 procent van deze groep uitmaken. Vooral 'non-binair' en 'gendertwijfel' zijn sterk toegenomen in tegenstelling tot de transgender identiteit. Dat zijn de belangrijkste resultaten van het onderzoek Seks onder je 25e ten aanzien van genderidentiteiten.
Onlangs verschenen de resultaten van het onderzoek 'Seks onder je 25e', dat om de vijf jaar wordt gehouden onder tienduizenden jongeren in Nederland. Dit is het vierde onderzoek na edities in 2005, 2012 en 2017. Uitgevoerd door Soa Aids Nederland en Rutgers in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het RIVM.
In de media was vooral aandacht voor het feit dat de leeftijd voor de ‘eerste keer’ blijft stijgen. Maar het onderzoek stelt ook vragen over genderidentiteit. Jongeren is gevraagd of ze volgens hun gevoel een jongen, een meisje, tussen een jongen en meisje in, zowel jongen als meisje, of geen jongen en ook geen meisje zijn, zich anders te voelen of dit nog niet te weten. Als het antwoord ‘het tegenovergestelde van toegewezen sekse’ is, geldt dit als ‘transgender’ identiteit. De andere antwoorden vallen onder de categorie ‘genderdivers’. Als iemand zich geen jongen of meisje voelt betekent dat een non-binaire identiteit. De onderzoekers gebruiken dezelfde categorieën als bij de vorige editie in 2017, op één nieuwe antwoordcategorie na namelijk: ‘tussen jongen en meisje in.’ Zie Tabel 3.2.1 uit het rapport, pagina 28.