Belangrijkste resultaten: journaals volgen braaf de macht, media kunnen niet worden beschuldigd van linkse partijdigheid en de linkse oppositie komt te weinig aan bod.
“Als er politici aan het woord komen in het NOS Journaal of RTL Nieuws zijn dat in tweederde van de gevallen bewindslieden of kamerleden van regeringspartijen.”
“Slechts bij grote uitzondering is het woordgebruik links of progressief te noemen, net iets vaker dan rechts of conservatief.”
“Willen onze journaals de macht kritischer benaderen, dan zullen zij echt iets meer oppositieleden aan het woord moeten laten. Het lijkt soms Italië wel, waar premier Berlusconi de redacties van zijn eigen zenders naar zijn hand heeft gezet.” Aldus Krouwel.
Op de cover meldt Dag: “Tv-journaals zijn dol op de regeringspartijen en de ministers.”
Maar is dat wel zo? Kanttekeningen bij dit type inhoudsanalyse.
Het onderzoek van Krouwel gaat uit van twee (impliciete) veronderstellingen, namelijk:
• dat je op grond van de vraag hoeveel aandacht bepaalde politici krijgen uitspraken kunt doen over de politieke kleur van het medium
• en dat als blijkt dat de media meer aandacht besteden aan de politieke macht dat zij daarmee niet kritisch opereren ten aanzien van die macht.
Beide aannames zijn discutabel, ze veronderstellen dat een gelijkwaardige verdeling van de media-aandacht over het politieke spectrum het meest neutraal is en dat het de opdracht van de media zou zijn om dat na te streven. Bovendien is de vraag of de hoeveelheid aandacht veel zegt over de manier waarop de media vormgeven aan het nieuws waarin die politieke partijen voorkomen. Al die publiciteit over Wilders was toch niet bepaald onkritisch te noemen.Stel dat we een links kabinet zouden hebben, zijn de media dan links als ze veel aandacht beteden die linkse partijen? Of omgekeerd rechts bij een rechts kabinet? En wat doen we dan met een links-christelijk-kabinet als dat van Balkenende?
Krouwel lijkt uit te gaan van een tamelijk naïef model waarin de hoeveelheid media aandacht voor een politieke partij in overeenstemming zou moeten zijn met het aantal zetels in de Tweede Kamer. Of op z’n minst zou de oppositie evenveel aandacht moeten krijgen als het kabinet en de regeringspartijen. Waar Krouwel geen rekening mee houdt is dat de media zich bij hun nieuwskeuze niet laten leiden door dit soort afwegingen, maar dat ze in eerste instantie uitgaan van nieuwswaarde. En standpunten en besluiten van de regering en de regeringspartijen hebben per definitie meer nieuwswaarde dan het standpunt van een oppositiepartij, want die regeren het land niet. Nieuwswaarde heeft met macht te maken en actoren die zich lager in de machtshiërarchie bevinden moeten zich op andere manieren onderscheiden om tot het nieuws door te dringen. Bijvoorbeeld door extreme standpunten in te nemen zoalsPVV-er Wilders doet. Of bijvoorbeeld door die op een intelligente manier aan te vallen zoals D66-er Pechtold doet (van dat splinterpartijtje!).
Het is interessant om te zien dat de gigantische hoeveelheid media-aandacht die Wilders ten deel is gevallen in het afgelopen jaar helemaal niet past in het door de onderzoekers gehanteerde model van media die braaf de macht volgen. Wilders blijkt in de onderzoeksperiode ook op televisie de meest genoemde politicus, maar de voorsprong op Balkenende en Bos is klein volgens de onderzoekers. Maar hoe valt dat te verklaren als de media zich sterk zouden laten leiden door de regeringspartijen?
De linkse oppositie is volgens het onderzoek vrijwel afwezig op de Nederlandse televisie, in tegenstelling tot collega’s als Pechtold en Verdonk. Heeft dat iets te maken met de politieke kleur van de media? Met het volgen van de regeringspartijen? Dat lijkt me niet: de media volgen ook hier de machtsverhoudingen, zij het in dit geval de ‘virtuele’ verhoudingen. Verdonk is belangrijk omdat ze op een gegeven moment 20 zetels scoorde in de peilingen en dus een machtsfactor van betekenis beloofde te worden. En D66 is de afgelopen maanden met 15 zetels af en toe zelfs de PvdA gepasseerd in de peilingen.
Het is dus de vraag of de in dit onderzoek gehanteerde aannames en criteria geschikt zijn om uitspraken te doen over de politieke kleur van de media.
Krouwel lijkt verder een tamelijk klassieke links rechts indeling te hanteren (maar om dat zeker te weten zouden we het volledige onderzoek moeten zien), waarbij onderwerpen ‘links’ of ‘rechts’ kunnen zijn en de uitleg daarbij ook weer links of rechts. Dat lijkt me een tamelijk problematische aanpak in een politiek tijdperk waarin de klassieke tegenstellingen juist door elkaar zijn geschud en rechtse politici als Verdonk of Wilders ook zeggen op te komen voorde emancipatie van minderheden, vrijheid van meningsuiting en de gelijkheid van mannen en vrouwen, vroeger typisch linkse issues. Zoals Houtman, Achterberg en Duyvendak afgelopen zaterdag in NRC Handelsblad schreven: de SP combineert een economisch links programma met een cultureel rechtse agenda, terwijl de PVV en TON precies het omgekeerde doen.
“Nieuwrechts put daarmee, opmerkelijk genoeg ten dele uit dezelfde traditie als bijvoorbeeld Groenlinks.” Dat is ook de reden volgens de auteurs waarom Nieuwlinks “min of meer sprakeloos” achterblijft. “Het zijn argumenten waarop links niet gemakkelijk afwijzend kan reageren.”In het licht van dit soort ontwikkelingen is het dan ook zeer de vraag hoe de onderzoekers de onderwerpen en de toelichting als links of rechts op een schaal van -2 naar + 2 kunnen scoren. Ik ben benieuwd naar de gehanteerde criteria bij een onderwerp als ‘Wilders ageert tegen toenemend geweld tegen homo’s. ’
Dit geeft de beperkingen aan van kwantitatieve inhoudsanalyses die gebaseerd zijn op tamelijk eenvoudige coderingsschema’s (links/rechts of positief/negatief), zonder rekening te houden met het bredere kader van de grote veranderingen in het Nederlandse politieke landschap.