woensdag 29 oktober 2008

Dit is geen plagiaat

Met enige verbazing las ik vandaag (29 oktober 2008) het artikel van Jean Pierre Geelen op de mediapagina van de Volkskrant met als kop & lead:
Geen trek in Joop Braakhekke.
Een minister wordt in een moderne democratie geacht om af en toe op televisie te verschijnen, vinden redacties van talkshows. Dat doet niet iedereen: uit angst voor imagoschade.”

Dat kwam me toch allemaal wel erg bekend voor. Vooral de quote van Herman Meijer, eindredacteur van Pauw & Witteman:
‘Politici hebben in een democratie de plicht af en toe acte de présence te geven in fora die ertoe doen. Zoals talkshows waar een miljoen kiezers naar kijken.’

Ik vond die opmerking namelijk nogal potsierlijk voor een redacteur van een dergelijke praatshow. Als minister zou ik ook niet het risico willen lopen om afgezeken te worden door gasten als Jort Kelder of Ali B, terwijl je wel geacht wordt mee te praten over het al dan niet opstellen van opstellen van Clarence Seedorf (een voorbeeld van Meijer).

Zou de eindredactie per ongeluk hetzelfde verhaal opnieuw uit de bak hebben gehaald en afgedrukt? De verschillende citaten, de voorbeelden en de woordvoerders, ik had het allemaal al gelezen, en wel in NRC Handelsblad van 21 oktober, in een stuk van Mischa de Bruijn met als kop:
Debat op tv is voor minister te riskant;
‘Angstige voorlichtingscultuur’ zorgt dat ministers tv-optredens liever uit de weg gaan.”

In NRC kwam Herman Meijer ook al aan het woord:
“Dat bepaalde ministers niet komen, wijt ik aan een angstige voorlichtingscultuur. Ik vind dat een minister het in een moderne democratie niet kan maken belangrijke talkshows te mijden.”

In de Volkskrant dezelfde conclusie van Meijers:
“bange voorlichterscultuur heeft de politiek in de greep. Die angst is volgens hem onterecht: ‘Je kunt veel van ons zeggen, maar niet dat we onze gasten onheus bejegenen.’”

Als voorbeeld in beide artikelen duikt de woordvoerder van minister Klink op.

NRC Handelsblad: “De woordvoerder van minister Klink: ,,Hij is heel veel in de Tweede Kamer, hij heeft misschien wel de meeste parlementaire verplichtingen van allemaal.”
De Volkskrant: “Wie je ook zelden aan tafel ziet, is minister Klink. Dat klopt, zegt zijn woordvoerder Arnoud Strijbis: ‘Hij wil alleen verschijnen als hij een inhoudelijke boodschap kwijt kan. En dat doet hij niet op basis van incidenten.’ Bovendien, zegt Strijbis, is Klink de minister die het meest in de Kamer zit, en dus kan hij domweg niet vaak in de media verschijnen.”

Nog een voorbeeld:

NRC Handelsblad: “Een nachtmerriescenario voor persvoorlichters voltrok zich eind vorig jaar in P&W, toen Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie in de hoek werd gezet door schrijfster Heleen van Royen en journalist Jort Kelder (Kelder: ‘Volgens mij moet u eens een charismacursusje volgen’).

De Volkskrant: “Zo was er het incident met Ella Vogelaar, die in P&W de wind van voren kreeg van Jort Kelder (‘U moet eens een cursusje charisma volgen).”


Bronnen in NRC Handelsblad:
1. Dieuwke Wynia, eindredacteur van De Wereld Draait Door
2. Herman Meijer, eindredacteur Pauw en Witteman
3. Hugo van der Parre, adjunct-hoofdredacteur van Nova
4. Corinne Hegeman, eindredacteur van Buitenhof.
5. Hans van der Linden, eindredacteur van de EO-talkshows het Elfde Uur en Knevel & vd Brink
6. De woordvoerder van minister Klink
7. De voorlichter van minister Hirsch Ballin
8. Communicatiedeskundige Ton Elias

Bronnen in de Volkskrant:
1. Herman Meijer, eindredacteur Pauw en Witteman
2. Arjen Berkvens, voormalig campagnemanager van de PvdA
3. Annemarie Stordiau, directeur voorlichting op het ministerie van Justitie:
4. Klink woordvoerder Arnoud Strijbis

De Volkskrant redacteur heeft veel minder mensen gesproken (namelijk 4, versus 8 bij NRC), bovendien heeft hij er maar een bron zelf aan toegevoegd namelijk Arjen Berkvens, voormalig campagnemanager van de PvdA (wat zou hij nu doen?).
Wel handig, je neemt de kern van het verhaal over, je belt drie van de acht mensen uit het andere verhaal, je voegt er een geïnterviewde aan toe en klaar is kees. Wel niet vergeten “Angstige voorlichtingscultuur” te vervangen door “bange voorlichterscultuur.”

dinsdag 28 oktober 2008

Bloggen versus journalistiek en de controleerbaarheid van de methode

Het blijft merkwaardig dat de discussie over de vraag hoe de bloggen zich verhoudt tot journalistiek nu al jaren zorgt voor begripsverwarring, drogredenen en andere onzuivere redeneringen. Een goed voorbeeld daarvan is de discussie tijdens weblogconferentie Blog08 op 24 oktober 2008.

Mankerende vergelijkingen zijn typisch voor het niveau van het debat: “Vragen of bloggen journalistiek is, is vragen of aardbeienijs ook ijs is,” aldus mediablogger Paul Bradshaw, die de hele discussie maar tijdverspilling vindt. Op dezelfde manier is het natuurlijk allemaal een vorm van communicatie, maar daar schiet je niks mee op, want dan valt reclame, voorlichting en propaganda ook allemaal onder ‘ijs’.

maandag 20 oktober 2008

Llink Atlas: creër je eigen mediahype

In het Radio 1 programma Atlas van Llink van 19 oktober 2008 een poging van radiomaker Rolf Hartogensis een mediahype te veroorzaken rond een nieuwe probleemwijk, ditmaal in Boskoop. Beluister de uitzending, waarin de mediahype aan bod komt in het tweede uur.

’Omroep bedient te kleine groep’

De actualiteitenrubrieken van de publieke omroep berichten voor een selectieve groep. „We doen journalistiek iets niet goed”, zegt NPO-voorzitter Hagoort.
De publieke omroep is er voor iedereen. Daarom moeten de actualiteitenrubrieken ’Nova’, ’Netwerk’ en ’EenVandaag’ zich meer inspannen om ook Telegraaflezers en mensen die op Wilders of Verdonk stemmen te bedienen. Daarvoor pleit Henk Hagoort, de hoogste man bij de publieke omroep, vandaag in deze krant.
Trouw 16 oktober

Afgezien van de vraag wat nou precies links of rechtse journalistiek is tegenwoordig duikt er ook nog een ander probleem op in de redenering van NPO-voorzitter Hagoort. Hij gaat er namelijk van uit dat “de publieke omroep er voor iedereen is,” en de actualiteitenrubrieken zich daarom moeten inspannen om ook Telegraaflezers en Verdonk- en Wildersstemmers te bedienen.
Als voorzitter van de nieuwe constructie NPO heeft Hagoort wellicht het idee gekregen dat de publieke omroep een geheel is die heel Nederland als doelgroep heeft. Maar zo zit ons omroepbestel niet elkaar: de zendtijd is in handen van omroepen die toegang gekregen hebben tot radio en televisie omdat ze een geestelijke of maatschappelijke stroming vertegenwoordigen. De pluriformiteit van de publieke omroep ligt dus verankerd in dit toelatingscriterium. Het gaat er niet om dat de Telegraaflezer zicht herkent in Netwerk, maar dat de KRO- en NRCV- achterban dat doet.
Als een maatschappelijke stroming zich niet vertegenwoordigd voelt dient er een aspirant omroep opgericht te worden die zendtijd krijgt op basis van voldoende leden. Dat betekent dus dat er voor de Telegraaflezers en Wilderstemmers (de nieuwe conservatieven en de maatschappelijke teleurgestelden in het Motivaction onderzoek naar leefstijlen) voldoende mogelijkheden zijn om deel uit te gaan maken van de NPO. Kijk naar de komst van omroepen als BNN, Max en Llink in de afgelopen jaren. Je kunt je inderdaad afvragen waarom de nieuwe stromingen die sinds 2002 hebben aangediend slecht vertegenwoordigd zijn in de media, maar niets verhindert dat zij weekbladen (Opinio), dagbladen, websites (Geenstijl.nl) of omroepen oprichten die hun geluid laten horen. Bovendien zijn er nog de commerciële omroepen met programma’s als Hart van Nederland, waar deze groepen (volgens Hagoort) wel naar kijken.

Het probleem is natuurlijk dat de publieke omroep in een soort spagaat zit: een de ene kant dienen de omroepen maatschappelijke stromingen te vertegenwoordigen, aan de andere kant wil de Publieke Omroep als geheel concurreren met de commerciële zenders, vandaar ook de zenderprofilering op de drie netten, die overigens was gebaseerd op de Motivaction lifestyle indeling (en niet op de maatschappelijke stromingen).

vrijdag 3 oktober 2008

Onderzoek naar berichtgeving over UMTS en fijn stof

Towards a Model for Evaluation of Reporting on Risk. The case of UMTS and Fine Particles.

The media's coverage of risk issues is often criticized for neglecting the scientific perspective on risk. This criticism, however, ignores the social context in which journalists operate: they have to report on people's worries about health-threatening issues and they have to cover actions taken by the government to address these worries. The media have to report on such issues, irrespective of the fact that in terms of scientific risk assessment the risk may be negligible. In this article, a new evaluation model for media coverage of risk is developed on the basis of a content analysis of two risk issues — universal mobile telecommunications system (UMTS) base stations and fine particle pollution (FPP) — and extensive consultation with prominent journalists, scientists and stakeholders in the Netherlands. The model defines criteria regarding sources, frames, amplification, risk perception, scientific data and the language used in the coverage. This approach offers a concrete starting point for the reporters who cover these issues in the daily news pages.

Key Words: frames • journalism • media • risk • sources

European Journal of Communication, Vol. 23, No. 3, 319-341 (2008)
DOI: 10.1177/0267323108092538

Co-authors: O. Scholten en N. Ruigrok.

donderdag 2 oktober 2008

Het televisienieuws en de macht. Onderzoek naar politiieke kleur nader bekeken

Onder de kop “Tv volgt de macht” doet de laatste editie van Dag verslag van het onderzoek van VU-politicoloog André Krouwel naar de vermeende politieke kleuring van de Nederlandse televisiejournalistiek.
Belangrijkste resultaten: journaals volgen braaf de macht, media kunnen niet worden beschuldigd van linkse partijdigheid en de linkse oppositie komt te weinig aan bod.
“Als er politici aan het woord komen in het NOS Journaal of RTL Nieuws zijn dat in tweederde van de gevallen bewindslieden of kamerleden van regeringspartijen.”
“Slechts bij grote uitzondering is het woordgebruik links of progressief te noemen, net iets vaker dan rechts of conservatief.”
“Willen onze journaals de macht kritischer benaderen, dan zullen zij echt iets meer oppositieleden aan het woord moeten laten. Het lijkt soms Italië wel, waar premier Berlusconi de redacties van zijn eigen zenders naar zijn hand heeft gezet.” Aldus Krouwel.

Op de cover meldt Dag: “Tv-journaals zijn dol op de regeringspartijen en de ministers.”

Maar is dat wel zo? Kanttekeningen bij dit type inhoudsanalyse.

Het onderzoek van Krouwel gaat uit van twee (impliciete) veronderstellingen, namelijk:
• dat je op grond van de vraag hoeveel aandacht bepaalde politici krijgen uitspraken kunt doen over de politieke kleur van het medium
• en dat als blijkt dat de media meer aandacht besteden aan de politieke macht dat zij daarmee niet kritisch opereren ten aanzien van die macht.

Beide aannames zijn discutabel, ze veronderstellen dat een gelijkwaardige verdeling van de media-aandacht over het politieke spectrum het meest neutraal is en dat het de opdracht van de media zou zijn om dat na te streven. Bovendien is de vraag of de hoeveelheid aandacht veel zegt over de manier waarop de media vormgeven aan het nieuws waarin die politieke partijen voorkomen. Al die publiciteit over Wilders was toch niet bepaald onkritisch te noemen.Stel dat we een links kabinet zouden hebben, zijn de media dan links als ze veel aandacht beteden die linkse partijen? Of omgekeerd rechts bij een rechts kabinet? En wat doen we dan met een links-christelijk-kabinet als dat van Balkenende?


Krouwel lijkt uit te gaan van een tamelijk naïef model waarin de hoeveelheid media aandacht voor een politieke partij in overeenstemming zou moeten zijn met het aantal zetels in de Tweede Kamer. Of op z’n minst zou de oppositie evenveel aandacht moeten krijgen als het kabinet en de regeringspartijen. Waar Krouwel geen rekening mee houdt is dat de media zich bij hun nieuwskeuze niet laten leiden door dit soort afwegingen, maar dat ze in eerste instantie uitgaan van nieuwswaarde. En standpunten en besluiten van de regering en de regeringspartijen hebben per definitie meer nieuwswaarde dan het standpunt van een oppositiepartij, want die regeren het land niet. Nieuwswaarde heeft met macht te maken en actoren die zich lager in de machtshiërarchie bevinden moeten zich op andere manieren onderscheiden om tot het nieuws door te dringen. Bijvoorbeeld door extreme standpunten in te nemen zoalsPVV-er Wilders doet. Of bijvoorbeeld door die op een intelligente manier aan te vallen zoals D66-er Pechtold doet (van dat splinterpartijtje!).

Het is interessant om te zien dat de gigantische hoeveelheid media-aandacht die Wilders ten deel is gevallen in het afgelopen jaar helemaal niet past in het door de onderzoekers gehanteerde model van media die braaf de macht volgen. Wilders blijkt in de onderzoeksperiode ook op televisie de meest genoemde politicus, maar de voorsprong op Balkenende en Bos is klein volgens de onderzoekers. Maar hoe valt dat te verklaren als de media zich sterk zouden laten leiden door de regeringspartijen?

De linkse oppositie is volgens het onderzoek vrijwel afwezig op de Nederlandse televisie, in tegenstelling tot collega’s als Pechtold en Verdonk. Heeft dat iets te maken met de politieke kleur van de media? Met het volgen van de regeringspartijen? Dat lijkt me niet: de media volgen ook hier de machtsverhoudingen, zij het in dit geval de ‘virtuele’ verhoudingen. Verdonk is belangrijk omdat ze op een gegeven moment 20 zetels scoorde in de peilingen en dus een machtsfactor van betekenis beloofde te worden. En D66 is de afgelopen maanden met 15 zetels af en toe zelfs de PvdA gepasseerd in de peilingen.
Het is dus de vraag of de in dit onderzoek gehanteerde aannames en criteria geschikt zijn om uitspraken te doen over de politieke kleur van de media.

Krouwel lijkt verder een tamelijk klassieke links rechts indeling te hanteren (maar om dat zeker te weten zouden we het volledige onderzoek moeten zien), waarbij onderwerpen ‘links’ of ‘rechts’ kunnen zijn en de uitleg daarbij ook weer links of rechts. Dat lijkt me een tamelijk problematische aanpak in een politiek tijdperk waarin de klassieke tegenstellingen juist door elkaar zijn geschud en rechtse politici als Verdonk of Wilders ook zeggen op te komen voorde emancipatie van minderheden, vrijheid van meningsuiting en de gelijkheid van mannen en vrouwen, vroeger typisch linkse issues. Zoals Houtman, Achterberg en Duyvendak afgelopen zaterdag in NRC Handelsblad schreven: de SP combineert een economisch links programma met een cultureel rechtse agenda, terwijl de PVV en TON precies het omgekeerde doen.
“Nieuwrechts put daarmee, opmerkelijk genoeg ten dele uit dezelfde traditie als bijvoorbeeld Groenlinks.” Dat is ook de reden volgens de auteurs waarom Nieuwlinks “min of meer sprakeloos” achterblijft. “Het zijn argumenten waarop links niet gemakkelijk afwijzend kan reageren.”
In het licht van dit soort ontwikkelingen is het dan ook zeer de vraag hoe de onderzoekers de onderwerpen en de toelichting als links of rechts op een schaal van -2 naar + 2 kunnen scoren. Ik ben benieuwd naar de gehanteerde criteria bij een onderwerp als ‘Wilders ageert tegen toenemend geweld tegen homo’s. ’

Dit geeft de beperkingen aan van kwantitatieve inhoudsanalyses die gebaseerd zijn op tamelijk eenvoudige coderingsschema’s (links/rechts of positief/negatief), zonder rekening te houden met het bredere kader van de grote veranderingen in het Nederlandse politieke landschap.