GEPUBLICEERD IN PROCES AUGUSTUS 1996.
In het voorjaar van 1996 kwam een reeks van
ontuchtzaken op scholen in de publiciteit. Hoe komt zo'n mediahype op gang?
Welke processen spelen zich daarin af en wat zijn de gevolgen? Welke rol spelen
de media, het publiek, maar ook overheid en maatschappelijke
belangenorganisaties?
Voor het ontketenen van een dergelijke
mediahype zijn twee factoren doorslaggevend: een voedingsbodem en een
opvallende gebeurtenis, die de vonk levert voor de ontbranding. Vervolgens
zorgen de media voor een enorme uitvergroting van het probleem waardoor de
indruk kan ontstaan dat het probleem alleen maar toeneemt. En die beeldvorming
heeft weer allerlei maatschappelijke consequenties.
zoenende leraar geschorst.
"Zijn schorsing als leraar van het
Johannes Fontanus College in Barneveld voor het geven van een zoen (op de wang)
aan een leerlinge is voor E. de Graaf geen aanleiding het lidmaatschap van de
gemeenteraad voor de RPF in zijn woonplaats Putten op te geven."
Kan dit voorpaginanieuws zijn anno 1996? In
Nederland? Op de voorpagina van een respectabele regionale krant? Het kan,
sterker nog: het wàs voorpaginanieuws bij Utrechts Nieuwsblad, op zaterdag 23
maart 1996. Een zoenende leraar temidden van bomaanslagen en overig
oorlogsgeweld.
Op het eerste gezicht is het tamelijk
onbegrijpelijk hoe zo'n relatief 'klein' incident plotseling zo'n belangrijk
nieuws kan zijn, maar een volgend artikel, op maandag 25 maart, brengt
opheldering. Het voorval met de 'spontane' leraar wordt gemeld onder de noemer
van de reeks ontuchtzaken die dan in de afgelopen twee maanden dagelijks
voorpaginanieuws zijn geweest. "Op enige scholen zouden docenten op grote
schaal ontucht met leerlingen hebben gepleegd. Deze week nog werd een docent in
Putten geschorst."
Binnen de context van die publiciteitsgolf
over leraren die zich schuldig maken aan ontucht en seksueel misbruik is de
keuze van de UN-redactie begrijpelijk: alwéér zo'n geval, dat moet op de
voorpagina. En zo ontstond in het voorjaar van 1996 het beeld dat steeds meer
leraren zich schuldig maakten aan ontucht en misbruik. Het wordt steeds erger.
Kijk maar, iedere dag zijn er weer nieuwe ontuchtzaken die aan het licht komen.
En niet alleen op scholen, maar ook in de sport, in tehuizen, in het jeugdwerk,
ja zelfs in de dierenwinkel is je kind niet meer veilig: "Meer aangiften
van ontucht winkelier." (Brabants Dagblad 27/3/96: "Winkel leek wel
een kinderverblijf.").
Op het hoogtepunt van de 'ontuchtgolf' kon
iedere krant wel een handvol berichten over misbruikgevallen melden en stonden
NOS Journaal, RTL Nieuws en vooral ook SBS Hart van Nederland met de camera's
in de aanslag op de schoolpleinen voor de nieuwste onthullingen. Paul Witteman
in Nova: "Het lijkt wel een epidemie."
Nederland in de ban van de ontucht.
mediahype
De publiciteitsgolf over ontucht op scholen en
in de sport is een goed voorbeeld van een mediahype, waarbij plotseling een
intensieve berichtgeving ontstaat over een 'nieuw' maatschappelijk probleem. In
die berichtgeving zitten elementen van angst (is het een bedreiging?), paniek
of morele verontwaardiging. Niet alleen mensen, maar ook de media kunnen
hyperventileren, dat wil zeggen, sterk en gejaagd gaan ademhalen.
Angstgevoelens kunnen aan de basis liggen, maar het hyperventiIeren zelf
veroorzaakt weer nieuwe angstgevoelens, waardoor een spiraalbeweging kan
ontstaan. Dat proces leidt tot het bekende hijgerige gedoe waarbij journalisten
elkaar de loef af proberen te steken en ieder nieuw incident -hoe klein ook-
per definitie voorpaginanieuws is, als het maar past in de vigerende
publiciteitsgolf.
Dergelijke mediahypes spelen zich regelmatig
af rond de 'ontdekking' of 'herontdekking' van maatschappelijke problemen, of
het nu gaat om georganiseerde misdaad (de IRT-affaire), gezondheidsrisico's
(gekke koeien) of seksueel misbruik (ontucht). De media zorgen voor een
uitvergroting van een maatschappelijk probleem, creëren daarmee vaak de indruk
dat het probleem alleen maar toeneemt en vervolgens heeft die berichtgeving
weer allerlei maatschappelijke gevolgen.
Centraal daarbij staat de definiëringskwestie,
want maatschappelijke problemen vormen geen 'objectief gegeven', maar worden
geconstrueerd in een maatschappelijk definiëringsproces, waarbinnen tal van
groepen hun visie op de ernst van het probleem proberen uit te dragen. Een
mediahype is een weerslag van de stroomversnelling waarin dat proces terecht
kan komen bijvoorbeeld na enkele opvallende gebeurtenissen die veel aandacht in
de media krijgen. Het resultaat van een mediahype is vaak een herijking van
beleid en van de grenzen van toelaatbaar gedrag.
Voor het ontketenen van een dergelijke
mediahype zijn twee factoren doorslaggevend: een voedingsbodem en een
opvallende gebeurtenis, die de vonk levert voor de ontbranding.
voedingsbodem
De ontuchtzaken op scholen komen natuurlijk
niet uit de lucht vallen. Al sinds het begin van de jaren tachtig is er een
maatschappelijk bewustwordingsproces op gang gekomen rond het onderwerp incest
onder invloed van de vrouwenbeweging, die midden jaren zeventig actie ging voeren
tegen vrouwenmishandeling, verkrachting en porno.
Deze reactie op de seksuele revolutie uit de
jaren zestig kwam duidelijk tot uitdrukking in de opkomst van nieuwe,
pejoratieve termen als: seksueel geweld, seksueel misbruik, en seksuele
kindermishandeling. In tegenstelling tot het woord 'incest' laat de laatste
term geen enkel misverstand bestaan over de aard van de seksuele relatie tussen
volwassenen en kinderen, er is altijd sprake van dwang en geweld.
In 1982 werd de Vereniging tegen Seksuele
Kindermishandeling opgericht en in de jaren daarna kwam er een onophoudelijke
stroom van artikelen, reportages, boeken en films op gang over seksueel
misbruik van kinderen.
Aanvankelijk concentreerde de aandacht zich op
misbruik van meisjes binnen het gezin, later ging het ook om misbruik in
allerlei andere situaties en relaties. Bovendien beperkte het misbruik zich
niet tot kinderen, maar ging het ook om volwassenen. De samenleving werd zich
als het ware bewust van telkens weer nieuwe aspecten van het misbruik-probleem:
ook allerlei andere groepen bleken slachtoffer te kunnen zijn van misbruik. De
nadruk leek te verschuiven naar seksueel misbruik in gezagsverhoudingen: de
dokter met de patiënt, de hulpverlener met de verstandelijk gehandicapte, de
pastores met de parochiaan, en de trainer met de sporter. Bovendien bleken niet
alleen meisjes en vrouwen maar ook jongens en mannen slachtoffer te kunnen zijn
van seksueel misbruik.
Tot eind jaren tachtig werd het idee dat ook
jongens en mannen slachtoffer zouden kunnen zijn van misbruik nauwelijks
serieus genomen, pas in 1987 komen de eerste meldingen en de eerste
onderzoeken. Dit maatschappelijke bewustwordingsproces rond seksueel misbruik
gaat gepaard met een verharding in het strafklimaat: aangiftes leiden vaker tot
rechtszaken en veroordelingen, terwijl vroeger menige misbruikzaak werd
geseponeerd bij gebrek aan bewijs. Uiteraard zorgen die rechtszaken voor een
toename van de publiciteit over incest en ontucht.
Gezien vanuit die voortdurende vertakkingen en
verbredingen van het oorspronkelijke thema was de 'herontdekking' van
ontuchtzaken op scholen bijna voorspelbaar. In 1990 werd het Project Preventie
Seksuele Intimidatie ingesteld door het ministerie van onderwijs met als
opdracht de ontwikkeling van beleid. In 1993 stelde de onderwijsinspectie een
handreiking op over preventie en bestrijding van seksuele intimidatie op
scholen en adviseert om een vertrouwenspersoon aan te stellen. De
onderwijsinspectie zelf heeft al langer vertrouwensinspecteurs aangesteld om
scholen te adviseren. En sinds oktober 1994 is elke school verplicht om
seksueel misbruik en intimidatie aan te pakken met concrete maatregelen.
Dat er steeds meer gevallen van ontucht of
misbruik gemeld gaan worden en dat er grote 'affaires' zullen ontstaan, is
vervolgens slechts een kwestie van tijd. Uit het via Internet beschikbaar
gemaakte archief van het Eindhovens Dagblad en het Brabants Dagblad blijkt
bijvoorbeeld dat er in 1994 15 berichten waren over het onderwerp ontucht en
scholen, in 1995 24, terwijl in 1996 tot en met 11 juni al 60 artikelen werden
gepubliceerd. Het betreft hier zowel nieuwsberichten over ontuchtgevallen als
meer algemene achtergrondverhalen over het verschijnsel op zich. Zo komt het
proces langzaam op gang om vervolgens te culmineren in de hype van voorjaar
1996.
de vonk
Voor het ontstaan van een publicitaire
kettingreactie is meestal een opvallende gebeurtenis nodig die voldoende
publiciteit krijgt om het journalistieke vliegwiel op gang te brengen. De
beschuldigingen van de drie judoka's tegen hun voormalige trainer Peter Ooms
vormen een goed voorbeeld van zo'n key event, dat er vervolgens voor zorgt dat
plotseling steeds meer ontuchtzaken in de sport naar buiten komen. Dat hoeft
niet per se een nieuw incident te zijn, het kan ook gaan om 'oude' feiten die
in het licht van de veranderende maatschappelijke opvattingen alsnog in de
openbaarheid komen en vervolgens voor opwinding zorgen.
Het is geen toeval dat het zowel bij de school
in Rijssen als in Amersfoort ging om incidenten die zich jaren eerder gedurende
een lange periode, te beginnen in de jaren zeventig, hadden afgespeeld. De zaak
van de godsdienstleraar van de Christelijke Scholengemeenschap Reggesteijn is
een goed voorbeeld van een affaire die als katalysator kon dienen van een hype.
Voor de media bevatte deze zaak een aantal
extra 'aantrekkelijke' aspecten: behalve het grote aantal slachtoffers (zo'n 30
jongens), ging het om mensen die deel uitmaken van de Noorse Broederschap,
volgens NRC Handelsblad een "fundamentalistisch protestantse
geloofsgemeenschap die een grote preoccupatie heeft met het Kwaad. Vooral als
het zich voordoet in de vorm van seks en lustgevoel dient de 'oorlog' aan het
vlees te worden verklaard." Bovendien werd korte tijd later ook nog de
oud-decaan van deze school aangehouden wegens ontucht. NRC Handelsblad van 6
maart 1996: "Van verkrachtingen of anaal verkeer door beide leraren is
volgens de openbare aanklager nooit sprake geweest. Het gaat om tastende en
aaiende vingers óp de gulp, en in een enkel geval ín de gulp. In één geval zou
er sprake zijn geweest van 'wederzijdse bevrediging'.
de verbreding
Als eenmaal een opvallende affaire het nieuws
heeft gehaald, dan gaan de media hun schijnwerpers gezamenlijk richten op
vergelijkbare zaken en dan zullen er steeds meer incidenten gemeld gaan worden.
Hoe dat in z'n werk gaat, valt te lezen in een interview in De Journalist
(22/3/96) met Cees van der Laan, de verslaggever die de Guido de Brès aan het
rollen bracht, "over zijn retegoeie scoop."
"De aanleiding was natuurlijk de affaire
in Rijssen. We zaten in overleg bij de GPD en wij wilden iets doen met het onderwerp
seksueel misbruik op scholen. Ik riep toen, ik weet nog wel wat, dat kan ik wel
eens gaan uitzoeken." Als oud-leerling van de school had hij al heel snel
beet: "de eerste oud-leerling die ik belde bevestigde het meteen. Ik
herinnerde me dat die een nogal close relatie met de dader had. Toen kwamen de
feiten van eind-jaren zeventig boven water."
De invalshoek van zijn onthulling op zes maart
is niet het misbruik op zich maar het feit dat de schoolleiding de zaak heeft
verzwegen en de leraar pas in 1993 heeft ontslagen. Dat voegt een extra
dimensie toe aan de zaak die voor journalisten extra interessant is: de
autoriteiten hebben niet naar behoren gehandeld, gaan er nu koppen rollen?
Van der Laan geeft heel duidelijk aan dat nu
pas de tijd rijp was voor dit onderwerp: "Trends gaan over, dus misschien
had ik dit verhaal over twee jaar niet kunnen schrijven, omdat het dan geen
onderwerp was. Dat is raar, maar zo werkt het in de journalistiek. Waarom heb
ik niet vijf jaar geleden gepubliceerd? goede vraag. (...) Het onderwerp staat
nu op de publieke agenda." Pas als dat gebeurt, kan een key event een ware
kettingreactie veroorzaken. En dat gebeurde ook, Cees van der Laan: "Vanaf
die dag werd het werken me voor enkele dagen onmogelijk gemaakt. Ik werd plat
gebeld door de media. Het was echt heel erg: Theo van Gogh, Paul Witteman, Twee
Vandaag, de KRO, Veronica, SBS6, de NCRV, allerlei radioprogramma's. Er belde
een omroep op met de vraag of ik de namen van de slachtoffers wilde doorgeven,
en of ik andere wilde bemiddelen."
Op dat moment is de Guido de Brès affaire
dagenlang voorpaginanieuws en komen er telkens weer nieuwe 'feiten' aan het
licht. Zo wordt een andere leraar ook beschuldigd van ongewenste seksuele
handelingen, die zich 'ergens in de jaren tachtig', moeten hebben voorgedaan.
Verder verklaart een leerlinge tegen NRC Handelsblad dat zij in 1987 ten
onrechte van school is verwijderd omdat zij meer dan drie vijven had op haar
kerstprapport. Met misbruik of ontucht heeft het niets te maken, maar dat lijkt
nauwelijks van belang: op de Guido de Brès is blijkbaar van alles aan de hand.
Al snel concentreert de berichtgeving zich op
de vraag of het schoolbestuur rector G van Middelkoop, de laan uit zal sturen,
omdat hij de zaak zo lang heeft stilgehouden, een deel van de ouders niet heeft
ingelicht en geen aangifte heeft gedaan. Het schoolbestuur heeft er meer dan
een week voor nodig om de knoop door te hakken en de rector tijdelijk op
nonactief te stellen. Het gevolg is dat de media een week lang iedere dag een
update zullen brengen over de positie van de rector. Op RTL Nieuws is het
laatste Guido de Brès nieuws - namelijk dat er nog steeds geen beslissing is
genomen- van minstens evenveel importantie als de koude oorlog tussen China en
Taiwan.
Zulke processen zorgen voor een enorme
verbreding van de publiciteit over ontucht op scholen. Het gevolg daarvan is
dat er nog veel meer ontuchtzaken gemeld zullen worden en veel aandacht in de
media zullen krijgen. Daarbij gaat het in de meeste gevallen om gebeurtenissen
uit het verleden die nu pas in de openbaarheid komen. Iedere dag is er weer
'ontucht' nieuws, zo blijkt er ook ontucht gepleegd te zijn op scholen in 's
Gravezande, Zwijndrecht, Den Haag, Heerenveen, Middelburg, Nijmegen, Oldenzaal,
Dokkum, Apeldoorn, Geleen, Veghel, Haarlem, Leuth, Grootebroek, Kampen,
Schiebroek, Heesch, Woerden, er lijkt geen einde te komen in de maanden maart
tot en met mei. En daarnaast zijn er nog de ontuchtzaken die in de sportwereld
aan het licht komen: van een waterpolotrainer in Barendrecht tot en met een
jeugdleider van de Hengelose voetbalclub Tubantia. En telkens staan de
camerateams aan de poorten.
wisselwerking media en maatschappij
Het groeiend aantal ontuchtzaken in de media
is enerzijds een gevolg van de werkwijze van de media, anderzijds een gevolg
van reacties uit de samenleving op de eerste key events die in het nieuws
komen.
Voor de media geldt de wetmatigheid: als een
nieuwsthema eenmaal is gelanceerd dan zal vervolgens ook ieder incident dat ook
maar op de een of andere manier met dat thema te maken heeft nieuws worden.
Journalisten gaan intensief op zoek naar 'vergelijkbare' of 'gerelateerde'
gevallen, naar andere invalshoeken en originele bronnen en nog niet eerder
geïnterviewde experts of ervaringsdekundigen. In dat kader komt uiteraard een
hele stoet deskundigen, opinieleiders, commentatoren en hulpverleners voorbij
die allemaal hun steentje bijdragen. De concurrentie tussen de media, de
schreeuwende behoefte aan onderwerpen voor actualiteitenprogramma's en
talkshows, de komst van steeds meer commerciële zenders, het draagt allemaal
bij tot de mediahype rond ontucht.
En wat gebeurt er aan de andere kant, in de
samenleving zelf? Bij die reacties op de publiciteit gaat het om verschillende
processen: in de eerste plaats zullen mensen die zich slachtoffer voelen van
vergelijkbare vormen van misbruik met hun verhaal naar buiten willen komen. Ze
krijgen de kans om hun verhaal te doen bij televisie talkshows of in de
zaterdagbijlage van een krant. Die verhalen leveren weer herkenning op voor
anderen, die vaststellen dat ze het misschien nooit zo hebben benoemd of
(h-)erkend maar dat ook zij slachtoffer zijn geweest van ontucht. Er vindt op
die manier een voortdurende herinterpretatie plaats van incidenten uit het
verleden.
Op de tweede plaats zullen ouders, leraren en
vooral ook rectoren en schoolbesturen sneller tot actie overgaan als zich
incidenten voordoen die als misbruik of ontucht geïnterpreteerd kunnen worden.
De zoenende leraar uit Putten werd meteen geschorst en haalde de voorpagina,
terwijl zo'n incident vroeger zeer waarschijnlijk intern zou zijn opgelost, als
het al een 'affaire' zou zijn geworden. Op de derde plaats zal zich een nieuwe
discussie gaan afspelen in het onderwijs, in de sport, in het jeugdwerk over de
grenzen van de toelaatbaarheid van bepaalde 'intimiteiten'. Congressen,
workshops en bijscholingen zullen er besteed worden aan de toelaatbaarheid van
bepaalde handelingen met kinderen.
Zo organiseerde het Brabants Steunpunt
Jeugdwelzijn een speciale cursus over omgaan met intimiteit voor zestig
jeugdleiders, waar zich lange discussies afspeelden over knuffelen, stoeien,
'bloot waterspel' en de 'kusjestrein.' "Blote kinderen in 'wasstraat', dat
is nu verdacht," kopt de Volkskrant (23/5/96) boven het artikel over deze
curus die heel duidelijk in het teken staat van angst en verwarring. "Het
zijn vragen en kwesties die een paar jaar geleden bij wijze van spreken nog
niet eens bestonden, maar waaraan nu een label hangt: 'Pas op, seksueel misbruik!'"
Eventueel leiden dergelijke discussies tot
scherpere normen, het opstellen van gedragscodes (voor sportcoaches zoals de
NSF heeft voorgesteld), meer controle, en sneller ingrijpen door autoriteiten
en justitie. Het gevolg van dat patroon kan zijn dat er in de komende jaren nog
veel meer misbruikgevallen in de publiciteit zullen komen.
verschuivende definities
"Moeten ouders er niet op kunnen
vertrouwen dat zij worden ingelicht als hun kinderen op school worden
misbruikt?" Vroeg een verslaggever op het hoogtepunt van de rel rond de
Amersfoortse Guido de Brès school aan de schoolrector. "Dat hangt ervan af
hoe je de term misbruik opvat." Aldus de rector: "In 1990 was er geen
sprake van misbruik. De kinderen hadden samen met de docent naar pornofilms gekeken,
en af en toe was er sprake van masturbatie. Dat hoort niet, dat geef ik toe,
maar van misbruik was geen sprake." Een dergelijke uitspraak zal een
schoolrector nu niet meer voor z'n rekening durven te nemen: met leerlingen
naar een pornofilm kijken en masturberen is een vorm van seksueel misbruik. Die
verschuiving in de definiëring van het begrip seksueel misbruik is een van de
belangrijkste gevolgen van de mediahype over ontucht. De media reflecteren in
eerste instantie de langzaam veranderende opvatting in delen van de
samenleving, maar zorgen aan de andere kant af en toe voor stroomversnellingen
en verbredingen waardoor die nieuwe opvattingen uiteindelijk deel uit gaan
maken van de maatschappelijke consensus.