woensdag 17 juni 2015

Rapport Project X Haren revisited Een kritische beschouwing over onderzoek naar media in de Facebook-rellen van september 2012


Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Communicatiewetenschap — 43 [2] 2015


Door Peter Vasterman en Huub Wijfjes

Inleiding

Op 8 maart 2013 verscheen het rapport van een commissie onder leiding van Job Cohen die, in opdracht van de Groningse gemeente Haren, had onderzocht hoe ogenschijnlijk onschuldige gebeurtenissen in Haren op 21 september 2012 konden uitmonden in rellen, plunderingen en gewelddadige confrontaties tussen jongeren en de politie. Na de presentatie van het rapport Twee werelden. You only live once – voorzien van drie deelrapporten over de rol van de overheden, de media en de jeugdcultuur – trokken de politiek-bestuurlijke kanten de meeste aandacht. Ze hadden ook de grootste consequenties. Burgemeester van Haren Rob Bats trad enkele dagen na de presentatie af en het regionale politiekorps nam maatregelen ter verbetering van het handelen bij eventuele toekomstige rellen.
Daarmee leek de kous af. Maar de rapportage inspireerde ook debatten in professionele en wetenschappelijke kringen over verschillende deelonderwerpen. Eén daarvan is de rol van media, een onderwerp waarbij in het bijzonder de interactie van de traditionele en de nieuwe sociale media in de belangstelling staat.1 Bij het hoofdrapport was een deelrapport, De weg naar Haren, gevoegd dat deze rol van media en communicatie centraal stelde, terwijl in het deelrapport over jeugdcultuur, Hoe Dionysos in Haren verscheen, ook een en ander aan de orde kwam over de plaats en functie van media in deze cultuur.



Het functioneren van media werd al in de directe nasleep van de rellen stevig bediscussieerd, zoals de rol van media altijd wel op een of andere manier aan de orde komt na afloop van ernstige ongeregeldheden of grote maatschappelijke onrust. Dat effect was hier ook te zien, mede omdat de rellen in Haren hun oorsprong en motor leken te vinden in de omgeving van de zogenoemde ‘sociale media’, waarvan het gebruik en de betekenis bepaald nog niet solide in kaart zijn gebracht. De rellen in Haren staan dan ook bekend als de ‘Facebook-rellen’, een verwijzing naar het openbaar plaatsen van een oproep op Facebook op 6 september om de verjaardag van het 16-jarige meisje Merthe te gaan vieren in haar woonplaats Haren. Het was een oproep die in de sociale media al snel werd geïdentificeerd als een Nederlands Project X-feest en vervolgens gekaapt door anonieme internetgebruikers. Op deze gekaapte Project X-Facebookpagina gaven na twee weken meer dan 30.000 bezoekers aan naar Haren te komen voor het feestje. Dat werden er uiteindelijk zo’n 5.000, met gevolgen die uitvoerig staan beschreven in het hoofdrapport Twee werelden.
Een belangrijke conclusie van het hoofdrapport was dat jongeren zich ‘via een breed palet aan communicatiemiddelen organiseerden, met Facebook als centraal platform, en dat het feest door massamedia op de agenda werd gezet’. Die agenda-setting leidde tot acties bij de gemeenten en de politie, maar uiteindelijk ook tot verdere mobilisatie van jongeren die al een bezoek overwogen (Twee werelden, p. 10 en 13). Deze uitspraak lijkt te contrasteren met de conclusies uit het deelrapport over media dat ‘de rol van massamedia niet doorslaggevend was’, maar dat die gevestigde media zoals krant, radio en televisie ‘juist reageerden op een ontwikkeling binnen de sociale media’ (De weg naar Haren, p. 120). Dit wijkt ook af van de conclusie in het deelrapport over de jeugdcultuur van het onderzoeksteam onder leiding van de socioloog Gabriël van den Brink dat ‘een minder opgewonden berichtgeving bij traditionele media’ de mobilisatie die via sociale media onder jongeren gaande was had kunnen verminderen (Hoe Dionysos in Haren verscheen, p. 138).
De ogenschijnlijke verdeeldheid in de commissie bij de interpretatie van verschillende onderzoekingen, roept de vraag op hoe het onderzoek naar de rol van media in Project X Haren, met name ook de interactie van traditionele en sociale media, inhoud en vorm is gegeven.

Onderzoekstraditie mobilisatie en media

Het onderzoek naar Project X Haren past in een lange traditie van onderzoek naar de rol van de media bij grootschalige ordeverstoringen en de mobilisatieprocessen die eraan voorafgaan. Vooral in en na de jaren zestig van de vorige eeuw was de focus gericht op de manier waarop de media de schijnwerpers richtten op en zo mede vormgevers werden van nieuwe protestbewegingen of subculturen. Dat leverde verschillende klassiekers op zoals de studies van Halloran, Elliott en Murdock (1970) en Gitlin (1980). Baanbrekend was ook Folk devils and moral panics: the creation of the Mods and Rockers uit 1972, het begin van de onderzoekstraditie rond moral panics, een typering die overigens naadloos valt toe te passen op de maatschappelijke reactie na afloop van de Haren-rellen (Cohen, 1972).

In deze sociologische en communicatiewetenschappelijke onderzoekingen kregen de media een centrale rol toebedeeld bij maatschappelijke escalatieprocessen. Door er op een stereotiepe manier verslag van te doen – het centrale frame was gericht op mogelijke ordeverstoringen –, wakkerden ze niet alleen de verontrusting aan, maar beïnvloedden ze ook het gedrag van de vermeende folk devils, die zich juist gingen vastbijten in hun afwijkend gedrag. Dat proces staat in de criminologie al jaren bekend als ‘deviancy amplification spiral’: de maatschappelijke reactie op het afwijkend gedrag zorgt juist voor polarisatie en escalatie (O’Brien & Yar, 2008).

Een belangrijke, maar helaas wat onderbelicht gebleven studie in Nederland is het onderzoek dat de Leidse sociologen Van de Beek, Engbersen en Van der Veen (1983) deden naar de rol van media bij de rellen rond de inhuldiging van koningin Beatrix in Amsterdam in april 1980. Op basis van inhoudsanalyse van berichtgeving in verschillende massamedia en interviews met journalisten legden zij het ‘journa- listieke regelsysteem’ bloot waarin objectiviteit en feitelijkheid bij de meeste media weliswaar de basisprincipes waren, maar waarin ideologische voorkeuren van som- mige bij de rellen aanwezige verslaggevers de berichtgeving bepaalden (Van de Beek et al., 1983). Links geëngageerde media zoals VARA, Radio Stad en de Volkskrant die min of meer de kant kozen van de krakers en de relschoppers, werden achteraf door autoriteiten (en de ‘rechtse’ media) aangewezen als een voorname oorzaak van de escalatie van het geweld (Van de Beek et al., 1983; Wijfjes, 2009, p. 418-425).

In al deze studies lag de nadruk op de zichtbare rol van de media en ontbrak onderzoek naar de sociale component: wat speelde zich allemaal af in die groepen en subculturen die betrokken waren bij deze mobilisatie en ordeverstoringen? Tegenwoordig is daar dankzij de sociale media zoals Facebook en Twitter veel meer zicht op. Wat vroeger binnenskamers of in de wandelgangen speelde, is tegenwoordig op de voet te volgen in het openbare domein van de sociale media. Sterker nog, de sociale media lijken een belangrijk instrument voor sociale mobilisatie geworden. De niet- hiërarchische structuur, het open en internationale karakter en de snelle verbindingen tussen verschillende netwerken maken die processen makkelijker en groter. Dat bleek bijvoorbeeld uit het onderzoek naar de onverwachte rellen in een groot aantal Engelse steden in de zomer van 2011 (House of Commons Home Affairs Committee, 2011; Baker, 2011). De vroegere studies over demonstraties waren vol- gens Cottle (2008) opvallend zwijgzaam over de dynamiek achter de schermen en concentreerden zich (net zoals de media in hun berichtgeving) vooral op het zicht- bare visuele spektakel van rellen en demonstraties.

Inmiddels is het bestuderen van de mobiliserende werking van de online sociale netwerken een aparte onderzoekstak geworden rond begrippen als ‘information cascades’ (Lemieux, 2004), ‘availability cascades’ (Kuran & Sunstein, 1999), ‘tipping points’ (Gladwell, 2001) en ‘critical mass’ (Marwell & Oliver, 1993). Dat onderzoek belicht de rol van media bij omslagmomenten in een sociaal systeem waarbij een zelfversterkend proces ontstaat, zoals bij een echte epidemie (González-Baillon e.a., 2011). De analogie met epidemische verspreiding van ziektes is geen toeval, want veel van deze begrippen zijn ontleend aan onderzoek naar bijvoorbeeld complexe ecosystemen waarin kleine verstoringen grote gevolgen kunnen hebben voor ‘critical transitions’ (Scheffer, 2009).
Ook in de sociale wetenschappen hebben deze complexiteitstheorieën opgang gedaan, al zijn sociale systemen nog veel onvoorspelbaarder dan ecosystemen. Een belangrijk uitgangspunt is dat er geen lineaire oorzaak- en gevolgketen is, maar dat de verschillende zelfsturende componenten of (reflecterende) actoren in het systeem voortdurend op elkaar reageren. Daarbij kunnen nieuwe macropatronen ontstaan die weer als feedback het systeem ingaan en zelfversterkende processen veroorzaken tot er een nieuw (tijdelijk) evenwicht ontstaat (Waldherr, 2012, 2014). Binnen lineaire systemen zijn oorzaak en gevolg proportioneel, maar in complexe systemen kunnen kleine gebeurtenissen disproportionele gevolgen opleveren. Dit zijn onvoorspelbare processen, maar onderzoekers kunnen wel de patronen beschrijven die leiden tot omslagpunten en zelfversterkende processen, bijvoorbeeld door mediagebruik in communicatienetwerken (Aarts, Steuten & Van Woerkum, 2014).

In het licht van deze theorievorming is de rapportage van de commissie-Cohen belangwekkend, want de aanloop naar Haren valt te bezien als een complex systeem met interacties tussen zowel de verschillende actoren als tussen de online en offline wereld.
Met inachtneming van het feit dat het rapport onderdeel uitmaakte van een primair bestuurskundige evaluatie, kunnen we ons afvragen of de onderzoeken nieuwe inzichten bieden in dit soort processen die onder bepaalde omstandigheden kunnen leiden tot grootschalige ordeverstoringen. Leveren de studies nieuwe theorieën op, of nieuwe definities van bestaande concepten, zoals het veelvuldig gebruikte begrip ‘mediahype’? En vooral: wat is de wetenschappelijke kwaliteit van dit onderzoek dat in dienst stond van de vooral bestuurlijke evaluatieopdracht die de commissie meekreeg?


Inhoud

1.         Inleiding
2.         Onderzoekstraditie mobilisatie en media 
3.         Het Haren-onderzoek op de snijtafel
3.1.      Het onderzoek naar de sociale media
3.2.      Het onderzoek naar de massamedia
3.3.      Het mediagebruik van jongeren en de vraag door wie zich hebben laten beïnvloeden
3.4.      Een mediahype?
4.         De balans opmakend
5.         Literatuur 
5.1.      Het Haren-rapport 
5.2.      Aangehaalde literatuur
5.3.      Overige bronnen


Met een reactie van Jan van Dijk: Reactie op forumartikel ‘Rapport Project X Haren revisited’