maandag 2 juni 2014

Seksueel geweld een ware hype

De geweldsinflatie, vooral wat misbruik betreft, neemt absurde vormen aan aldus Peter Vasterman 

Gepubliceerd in NRC Handelsblad van 2 juni 2014 

Het begint zo langzamerhand een traditie te worden: de publicatie van steeds schokkender cijfers over huiselijk geweld, pesten op het werk, ouderenmishandeling, kindermishandeling, misbruik in jeugdhuizen of seksueel geweld tegen kinderen. Telkens zouden er tienduizenden, honderdduizenden en soms zelfs miljoenen slachtoffers zijn -zoals ooit bleek uit een onderzoek naar huiselijk geweld.

Die enorme aantallen en de bijbehorende media aandacht wekken bij het publiek de indruk dat er sprake is van een zeer ernstige misstand. Daarna volgen de gebruikelijke rituelen: de minister is ‘geschokt’, de oppositie ‘verbijsterd’ en de hulpverleners ‘machteloos’, dat wil zeggen, zolang er niet meer geld vrijkomt voor de bestrijding van deze epidemie van geweld. Maar eerst is vooral meer onderzoek nodig.

“’Schokkend’, vond rapporteur Corinne Dettmeijer. ‘Ja, daar schrik ik ook van’, beaamde Opstelten.”


Vorige week was het weer raak met het rapport over seksueel geweld tegen kinderen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel Corine Dettmeijer. De ‘schokkende’ cijfers werden eindeloos in de media herhaald: maar liefst 62.300 kinderen zouden dit jaar voor het eerst te maken krijgen met strafbaar seksueel geweld, 39.900 meisjes en 22.400 jongens, dus twee van de tien jongens en zelfs ruim vier van de tien meisjes.

De achterliggende patronen bij dit soort onderzoeken zijn altijd hetzelfde, namelijk hele brede definities, subjectieve zelfrapportage, kleine steekproeven en het projecteren van de gevonden percentages op de hele bevolking. Bovendien is de interpretatie van de gegevens altijd gericht op het zo groot mogelijk maken van het probleem: het is altijd het topje van de ijsberg, want dit is een taboe onderwerp. Media doen daar aan mee door de hoge cijfers te koppelen aan extreme gevallen van ernstig misbruik.

De Rapporteur Mensenhandel maakt het deze keer wel heel bont met haar rapport door alles - zowel zeer lichte als zeer ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag-  bij elkaar op te tellen en dat allemaal ‘seksueel geweld’ te noemen. Dat zou betekenen dat iedere vluchtige, maar ongewenste seksueel getinte aanraking een vorm van ‘geweld’ is, sterker nog, een vorm van ‘strafbaar geweld’ is, zoals Dettmeijer in haar inleiding schrijft. Die lichte vormen zijn natuurlijk helemaal niet strafbaar, maar die nuance gaat verloren met krantenkoppen als: ‘62.000 slachtoffertjes seksueel geweld’

De inflatie van zogenaamd strafbaar geweld neemt in het rapport absurde vormen aan. Ook seks met een meerderjarige partner valt volgens Dettmeijer onder seksueel geweld: zodra het vriendje van uw 17-jarige dochter 18 wordt, en met haar naar bed gaat, maakt hij zich schuldig aan strafbaar seksueel geweld. In een eerder onderzoek van de Leidse Universiteit uit 2010 gold dit ook al als kindermishandeling. Overigens was de uitkomst toen dat 23.404 jongeren tussen 12 en 17 jaar slachtoffer waren van kindermishandeling. Dettmeijer komt op drie maal zoveel, en dat kan niet liggen aan het meetellen van de leeftijdsgroepen tot 12 jaar.

Zoals in dit rapport wordt aangegeven, variëren de cijfers bij dit type onderzoek enorm, afhankelijk van de gehanteerde definitie. Uit een metastudie van 217 publicaties bleken die te variëren tussen de 0,1 en de 71 procent. In Nederland baarde het onderzoek van Nel Draijer eind jaren tachtig het nodige opzien, want daar kwam toen al uit naar voren dat een op de drie vrouwen ooit slachtoffer was van seksueel misbruik gedurende haar leven. Het rapport van Dettmeijer gaat nog veel verder want zij beweert nu zelfs dat bijna de helft (42 procent) van de meisjes tot 18 jaar al slachtoffer is geworden van seksueel geweld. En dan hebben ze hun hele leven nog voor zich.

Het is de vraag waarom de Rapporteur al deze vormen van grensoverschrijdend gedrag bij elkaar optelt: wat is er op tegen om onderscheid te maken tussen seksueel geweld (verkrachting), ongewenste intimiteiten (sexual harassment) en onschuldige geëxperimenteer (doktertje spelen)? Maar dan kom je natuurlijk niet tot deze schokkende cijfers en scoor je niet in media en politiek.

Dan de onderzoeksmethode en de steekproeven bij dit soort onderzoek. Meestal maken de onderzoekers gebruik van zelfrapportage, waarbij respondenten antwoord geven op de vraag: ‘bent u ooit slachtoffer geweest van...’ Het nadeel van deze methode is natuurlijk de subjectiviteit bij de interpretatie van de vraag (wat versta je onder seks?), de onbetrouwbaarheid van het geheugen (ooit in je leven?) en de veronderstelde eerlijkheid van de respondent (in hoeverre was er sprake van dwang?).
Bovendien hoeft het ‘slachtoffer’ zich volgens het rapport niet per se als slachtoffer te ‘percipiëren.’ Dit biedt de onderzoekers dus heel veel vrijheid bij het interpreteren en bij elkaar op tellen van uiteenlopende antwoorden. En aangezien dit soort onderzoeken tot doel hebben om de samenleving duidelijk te maken hoe ernstig het allemaal is, maken ze daar graag ruim gebruik van.

Het valt niet mee om in het rapport te ontdekken hoe de schokkende cijfers die in de media rondzingen (de 39.900 meisjes en 22.400 jongens) precies zijn berekend. Sterker nog, deze cijfers komen alleen voor in een mooie grahic van een trechter (er gaat veel in, maar er wordt weinig gedaan), maar niet in de tekst van onderzoeksrapport zelf.
Het onderschrift bij de graphic meldt dat het ‘schattingen’ zijn die ‘slechts dienen als illustratie.’ Die indruk zullen de kijkers naar het Journaal en RTL Nieuws bepaald niet gekregen hebben.

Na enige speurwerk blijkt er een summiere toelichting te staan in een bijlage van het 318 pagina’s tellend rapport: het aantal slachtoffers is berekend door de percentages uit een eerder gepubliceerd onderzoek uit 2012 (Seks onder je 25e ) met een steekproef van 323 jongeren te projecteren op alle bijna vier miljoen jongens en meisjes in Nederland. Volgens de onderzoekers zijn dit ‘adequate schattingen’, maar zo’n kleine steekproef betekent wel dat het uiteindelijk gaat om 68 meisjes die ‘iets’ hebben meegemaakt. Als zes procent ongewenst seks heeft gehad, dan zijn dat in de steekproef 10 (!) meisjes. Ook dat is een herkenbaar patroon in dit soort onderzoek: vanuit een handjevol respondenten projecteren op de totale bevolking.

In de berichtgeving over dergelijke onderzoeken worden de hoge cijfers meestal gekoppeld aan ernstige gevallen van seksueel misbruik want die hebben meer nieuwswaarde dan een seksueel getinte aanraking als voorbeeld van seksueel geweld. Zo opende een krant het stuk over het rapport met het verhaal van vrouw die 46 jaar geleden jarenlang ernstig door haar opa was misbruikt.

Door dergelijke voorbeelden ontstaat het idee dat ernstig seksueel geweld in Nederland op grote schaal voorkomt. En vervolgens komen daar weer allerlei beleidsvoorstellen, opsporingsprogramma’s, trainingen en hulpverleningstrajecten uit voort, die –als ze eenmaal functioneren- ook weer de indruk wekken dat de ernstige vormen van seksueel misbruik op grote schaal voorkomen. En dat kan dan vanzelf weer nieuws worden.

Het is de vraag hoe zo’n zelfversterkende proces kan worden afgeremd, want iedereen die vraagtekens zet bij dit soort onderzoek – zo weet ik uit ervaring- krijg het verwijt de zaak te bagatelliseren, of erger nog, al die slachtoffers te schofferen. Seksueel misbruik is een zogenaamd issue zonder tegenstanders en dat maakt het bestrijden van beeldvorming lastig.

Peter Vasterman is mediasocioloog aan de UvA.

Voor zijn proefschrift Mediahype onderzocht bij de berichtgeving over seksueel misbruik in de periode 1980-2000.