Dat de hoge cijfers voor seksueel geweld in het rapport Op goede grond, De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel Dettmeijer gebaseerd zijn op begripsinflatie blijkt vooral uit het feit dat Nederland dan met die 42 procent geweld tegen meisjes (tot 18 jaar) eenzaam aan de top van de wereldranglijst zou staan. Op de tweede plaats Australië met 21,5 procent, gevolgd door de VS met 20 procent, terwijl België op 8,9 procent uitkomt.[1] Ook overtreffen haar cijfers die van het eerste onderzoek van Nel Draijer[2] eind jaren tachtig die op een op drie ‘ooit’ uit kwam voor vrouwen in alle leeftijdsgroepen.
Bovendien wekt de graphic van de trechter (zie bovenstaande illustratie) de indruk dat al die 62.300 gevallen van seksueel geweld ten onrechte maar zelden bij de hulpverlening en justitie terecht komen.
Dettmeijer stelt dat
alleen “strafbaar seksueel geweld” is meegeteld, maar dat klopt niet. In veel
gevallen gaat het om zaken die niet per definitie strafbaar zijn en in heel
veel gevallen gaat het helemaal niet om kinderen, maar om jongeren van 17 en 18
jaar. En dat is belangrijk omdat de ervaringen van deze leeftijdsgroepen worden
geprojecteerd op alle kinderen vanaf nul jaar.
Zoals ik het
opiniestuk in NRC Handelsblad al
schreef is het een hele puzzel om in het rapport te ontdekken hoe die
schokkende cijfers die in de media rondzingen (de 39.900 meisjes en 22.400
jongens) precies zijn berekend. Sterker nog, deze cijfers komen alleen voor in
een mooie graphic van een trechter, maar niet in de tekst van onderzoeksrapport
zelf. Wel wordt het getal 62.300 twee keer vermeld, maar niet in het hoofdstuk
dat gaat over het vaststellen van het aantal gevallen van seksueel geweld en
ook niet in de bijlage die de methodologie uitlegt. Het onderschrift bij de
graphic meldt dat het ‘schattingen’ zijn die ‘slechts dienen als illustratie.’
Maar die indruk zullen de krantenlezers en tv-kijkers bepaald niet gekregen
hebben.
Om welke onderzoeken gaat het nu?
Bij de presentatie verkondigde
de Rapporteur dat zij nog niet eerder gepubliceerde data van drie eerdere onderzoeken
opnieuw heeft laten analyseren om de omvang van het probleem vast te stellen.
Het gaat om deze onderzoeken:
- de scholierenstudie van de Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen uit 2010: 356 respondenten van 15 jaar.
- het bevolkingsonderzoek Seksuele gezondheid in Nederland uit 2011 en dan specifiek het deel over seksueel grensoverschrijdend gedrag: 323 respondenten van 17 of 18 jaar.
- het onderzoek Seks onder je 25e uit 2012 en dan specifiek het deel over grensoverschrijding, 1272 respondenten van 17 of 18 jaar.
Die mededeling over drie onderzoeken wekt de indruk dat de gepresenteerde cijfers (40,9 procent van de meisjes van 17 en 18 en 22,9 procent van de jongens in die leeftijden) gebaseerd zijn op deze nieuwe analyse van deze onderzoeken, maar dat is niet het geval. In hoofdstuk twee volgt weliswaar een uitgebreide bespreking van de drie studies en de uiteenlopende definities van seksueel geweld, maar de gepubliceerde cijfers zijn gebaseerd op een herberekening van één onderzoek, namelijk het bevolkingsonderzoek Seksuele gezondheid in Nederland uit 2011. Volgens het rapport kwam de definitie van deze studie het meest overeen met die van de Rapporteur, namelijk ‘strafbaar seksueel geweld.’
Het is onduidelijk
waarom de andere twee onderzoeken uitgebreid aan bod komen in de tekst en de
grafieken, als deze andere definities gebruiken. Definities waarin onder meer seks
met een meerderjarige werd meegeteld als geweld, evenals seksueel getinte
opmerkingen of blikken.
De definitie van seksueel geweld
De onderzoekers van
de Nationaal Rapporteur gaan uit van de definitie van het Bevolkingsonderzoek uit
2011, dat zes vormen van seksuele grensoverschrijdingen mèt aanraking en elf
vormen zònder aanraking omvat. Volgens een voetnoot (!) heeft de Nationaal
Rapporteur vijf vormen uit dit onderzoek niet meegeteld.[3]
Welke dat zijn wordt niet vermeld.
Maar dus wel
meegeteld zijn: ongewild zoenen, aanraken, porno laten zien, bespieden en
ongewild geconfronteerd worden met een bloot iemand.
Deze categorieën zijn
misschien strafbaar in een bepaalde context (sterker nog er is ooit een veroordeling
geweest voor verkrachting wegens een gedwongen tongzoen), maar dat hoeft niet
en het is zeer de vraag of de respondenten strafbare delicten in hun hoofd
hadden toen ze antwoord gaven of ze het gevoel hadden begluurd te worden of
seksueel aangeraakt. Deze handelingen zijn dus niet per definitie strafbaar
zoals aanranding of verkrachting.
Welke categorieën
zonder aanraking zijn geschrapt in de definitie?
- iemand maakte seksueel kwetsende opmerkingen.
- iemand staarde naar me op een seksuele manier, bijvoorbeeld naar mijn billen of kruis (of borsten).
- iemand stuurde mij seksuele of ‘vieze’ foto’s, plaatjes, grapjes of verhalen via de post, e-mail of via internet. – Let op: we bedoelen hier geen massamails (spam) mee.
- iemand zei seksuele of ‘vieze’ dingen tegen mij via internet.
- iemand maakte seksuele bewegingen naar mij, zoals zichzelf in het kruis grijpen, doen alsof hij/zij masturbeerde (zichzelf bevredigde) of orale seks (seks met de mond) had
Welke categorieën
blijven over?
Zonder aanraking:
- iemand liet mij ongewild pornofoto’s zien.
- iemand keek naar me, terwijl ik mij uitkleedde, naakt was, masturbeerde (mezelf bevredigde) of seks had.
- iemand maakte een naaktfoto of seksfilmpje van mij.
- iemand liet een naaktfoto of seksfilmpje van mij aan anderen zien of stuurde dit aan anderen door
- iemand liet mij zijn/haar billen, penis, vagina of borsten zien
- iemand liet mij zien dat hij/zij masturbeerde (zichzelf bevredigde)
Met aanraking:
- iemand zoende me tegen mijn wil
- iemand raakte me op een seksuele manier aan tegen mijn wil
- aftrekken of vingeren (seks met de hand) tegen mijn wil
- orale seks (seks met de mond) tegen mijn wil
- geslachtsgemeenschap (penis in vagina) tegen mijn wil
- anale seks (penis in anus) tegen mijn wil
Zoals we zien in
opsomming van meegetelde voorvallen gaat het zeker niet per definitie om
strafbare zaken, uitgezonderd de categorieën 3, 4, en 9 tot en met 12.
Categorie 1, ongewild
pornofoto’s laten zien, is wel strafbaar, maar alleen bij jongeren jonger dan
16, dus niet bij 17 en 18 jarigen. En dan nog is de context van het voorval van
belang, denk aan jongens in een vriendenkring die elkaar ‘vieze plaatjes’ laten
zien, waar een jongen niet van gediend is. Naar pornofilms is in het onderzoek overigens
niet gevraagd.
De categorieën 5 en 6
vallen onder schennis van de eerbaarheid, denk aan de potloodventer op straat.
Dat is strafbaar. Maar in feite vallen hier ook doktertje spelen onder en
allerlei geëxperimenteer onder tieners, en dat is zelden strafbaar.
Categorieën 7 en 8
kunnen moeilijk als per definitie strafbaar worden gezien, denk aan de ooms en
tantes die op verjaardagsfeestjes nichtjes tegen hun wil zoenen. Laat staan
aanrakingen die alleen door het slachtoffer als ‘seksueel’ ervaren worden.
Niettemin is de
conclusie van Dettmeijer: “Ongeveer een derde is dus ooit slachtofer geweest
van minstens één van de zes vormen van hands-on seksueel geweld of één van de
zes vormen van handsof seksueel geweld.” En: “40,9%71 van de meisjes is ooit
slachtoffer geweest 22,9% van de jongens.” Let wel: strafbaar geweld.
Het oorspronkelijke
onderzoek ging uit van de leeftijdsgroep 15 tot 24 jaar en Dettmijer heeft daar
de gegevens over de 17 en 18 jarigen uitgehaald. In de enquête is gevraagd
naar: heb je dit ooit meegemaakt? Daar kwam uit:
Seksuele grensoverschrijdingen met aanraking
|
Bevolkingsonderzoek 2011
|
Dettmijer 2014
|
||
15-24
|
15-24
|
17-18
|
17-18
|
|
man
|
vrouw
|
man
|
vrouw
|
|
iemand zoende me tegen mijn wil*
|
7,7
|
17,6
|
2
|
19
|
iemand raakte me op een seksuele manier aan tegen
mijn wil*
|
5,2
|
21,8
|
6
|
25
|
aftrekken of vingeren (seks met de hand) tegen mijn
wil*
|
2,5
|
8
|
2
|
9
|
orale seks (seks met de mond) tegen mijn wil*
|
2,1
|
4,6
|
1
|
4
|
geslachtsgemeenschap (penis in vagina) tegen mijn
wil*
|
1,9
|
7,5
|
1
|
7
|
anale seks (penis in anus) tegen mijn wil*
|
1,8
|
2,1
|
4
|
2
|
minstens één van bovenstaande ooit**
|
11
|
31
|
||
minstens één van bovenstaande voor het 16e jaar
|
3,7
|
16,4
|
||
minstens één van bovenstaande in het afgelopen jaar
|
4,8
|
8,4
|
Bron: Stans de Haas: Seksueel grensoverschrijdend gedrag onder jongeren en volwassenen in Nederland. Tijdschrift voor Seksuologie (2012) 36-2, 136-145.
De gegevens over Dettmeijer zijn gebaseerd op figuur
2.2 en 2.3 (pag. 39).
Een beperking van de
steekproef tot alleen de 17 en 18 jarige jongeren zou een verlaging van deze cijfers
moeten opleveren. Maar dat is niet zo: ‘zoenen’ en ‘aanraken’ scoren hoger en
dat is vreemd, want het gaat om ervaringen tot 24 jaar ‘ooit’, waarin de ervaringen
van 17 en 18 jarigen zijn meegenomen. Ook anale seks scoort hoger bij jongens. In
het Bevolkingsonderzoek is onderscheid gemaakt naar 15-24 en 25-70 jaar en
zoals te verwachten vallen de cijfers ooit bij de laatste groep hoger uit.
Hoe deze cijfers
precies berekend zijn, is niet openbaar. Op mijn verzoek om deze berekeningen
te overhandigen, kreeg ik alleen de eindcijfers, 40,9 (v) en 22,9 (m)
procent.
De steekproef en de methodologie.
Dettmeijers in haar
reactie op mijn opiniestuk:
“Het percentage slachtoffers (twee
op de tien jongens, vier op de tien meisjes) is ook methodologisch minder
problematisch dan Vasterman schrijft. Zo is de omvang van de steekproef waarop
dit is gebaseerd, volgens de meta-analyse die Vasterman aanhaalt en die ik noem
in mijn rapport, niet klein maar middelgroot. Verder is het bij ieder
steekproefonderzoek van belang dat de steekproef representatief is voor de populatie.”
Het is de vraag hoe Dettmeijer die
verwijzing naar de meta-analyse bedoelt, maar het Bevolkingsonderzoek Seksuele
gezondheid in Nederland komt niet in deze studie voor, wel een
van de andere studies die zij voor haar rapport heeft gebruikt, namelijk De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling
van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2005).
Bovendien
bevat de kwalificatie ‘middelgroot’ in de metastudie geen beoordeling van de
representativiteit, want dat hangt af van de manier waarop de steekproef
getrokken is.
Een
steekproefomvang van 323 is tamelijk klein met als gevolg dat in sommige
‘cellen’ (bijvoorbeeld verkrachting) maar een paar respondenten voorkomen. En
dat is onbetrouwbaar weinig.
Van prevalentie naar jaarlijks aantal
slachtoffers
Dan tot slot
de berekening van de absolute aantallen, de 39.900 meisjes en 22.400 jongens
(van nul tot en met 18 jaar) die slachtoffer zouden zijn van seksueel geweld.
Omdat de
expliciete berekening van deze in de media prominente cijfers niet voorkwam in
het rapport heb ik deze opgevraagd bij Dettmeijer. Die berekening heeft ze wel
gestuurd en daar uit blijkt dat 40,9 procent is genomen van de 1.756.929
meisjes in alle leeftijden tot en met 18 jaar, dat zijn er 718.584. Vervolgens
is dit aantal gedeeld door 18 jaren, is 39.921 meisjes per jaar. Bij de
jongens: 22.352.
De
rapportages van 17 en 18 jarigen zijn dus geprojecteerd op de nul tot en met 16
jarigen om uit te komen op een incidentiecijfer, hoeveel gevallen per jaar.
Het is de
vraag of dit methodologisch verantwoord is. In feite neemt men het gemiddelde
van een som door deze te delen door het aantal jaren. Dit is vergelijkbaar met
een voorbeeld uit How to Lie with
Statistics (Darrell Huff, 1954, p. 28-29) In een wijk is het gemiddelde
inkomen $100.000. Dat lijkt heel wat, maar bij nader inzien verdient een
persoon 1 miljoen en de rest een schijntje. Het modale inkomen (meest
voorkomende inkomen) zou hier beter inzicht hebben geboden in de
inkomenssituatie.
Het
probleem met de misbruikcijfers is dat de meeste ervaringen gemeld worden door
de 16 tot 20 jarigen. Dat blijkt uit De Haas: Grafiek 1. Leeftijd van slachtoffers van fysieke seksuele
grensoverschrijding bij de eerste en de laatste ervaring (trendlijn).
Na het 20e levensjaar neemt het aantal nieuwe grensoverschrijdingen sterk af. Dat betekent dat de meeste grensoverschrijdingen plaatsvinden bij tieners die voor het eerst met seks gaan experimenteren. Zodra ze meer ervaring hebben met seks neemt het aantal negatieve ervaringen sterk af. Dat levert dus een in de groep van nul tot en met 18 een hele scheve verdeling op. En hebben de rapportages van de 17 en 18 jarigen grotendeels betrekking op wat ze vanaf hun vijf- of zestiende hebben meegemaakt. Omrekenen van prevalentie (ooit) naar incidentie (nu) is dus tricky, zeker als alleen de 17 en 18 jarigen geïnterviewd zijn. De meeste incidenten van seksuele grensoverschrijdingen vinden dus plaats in een levensfase waarin meisjes en jongens hun eerste seksuele ervaringen opdoen. Dan gebeurt er van alles tegen wil, zowel lichte als ernstige vormen van grensoverschrijdingen. Dat is wel degelijk een serieus probleem, maar het is niet nodig om dit tot enorme proporties op te blazen en projecteren op alle kinderen.
Na het 20e levensjaar neemt het aantal nieuwe grensoverschrijdingen sterk af. Dat betekent dat de meeste grensoverschrijdingen plaatsvinden bij tieners die voor het eerst met seks gaan experimenteren. Zodra ze meer ervaring hebben met seks neemt het aantal negatieve ervaringen sterk af. Dat levert dus een in de groep van nul tot en met 18 een hele scheve verdeling op. En hebben de rapportages van de 17 en 18 jarigen grotendeels betrekking op wat ze vanaf hun vijf- of zestiende hebben meegemaakt. Omrekenen van prevalentie (ooit) naar incidentie (nu) is dus tricky, zeker als alleen de 17 en 18 jarigen geïnterviewd zijn. De meeste incidenten van seksuele grensoverschrijdingen vinden dus plaats in een levensfase waarin meisjes en jongens hun eerste seksuele ervaringen opdoen. Dan gebeurt er van alles tegen wil, zowel lichte als ernstige vormen van grensoverschrijdingen. Dat is wel degelijk een serieus probleem, maar het is niet nodig om dit tot enorme proporties op te blazen en projecteren op alle kinderen.
De balans opmakend
Ruim 62.300
kinderen zouden jaarlijks slachtoffer zijn van strafbaar seksueel geweld. Dit
cijfer is gebaseerd op een brede definitie van ‘seksueel geweld’ waarin ook
lichte, oppervlakkige grensoverschrijdingen of ongewenste intimiteiten zijn
meegeteld. Voorvallen dus die de meeste mensen zeker niet als een vorm van
‘geweld’ zien.
Bovendien
zitten er allerlei methodologische haken en ogen in de manier waarop de uit
drie onderzoeken beschikbare data zijn gebruikt om prevalentie en incidentie te
berekenen.
De meeste
incidenten van seksuele grensoverschrijdingen vinden dus plaats in een
levensfase waarin meisjes en jongens hun eerste seksuele ervaringen opdoen. Dan
gebeurt er kennelijk van alles zonder volledige instemming, zowel lichte als ernstige vormen van
grensoverschrijdingen. Dat is wel degelijk een serieus probleem, maar het is
niet nodig om de indruk te wekken dat kinderen op grote schaal slachtoffer te
zijn van ernstige vormen van seksueel geweld.
[1] Zie: Marije Stoltenborgh, Marinus H.
van IJzendoorn, Eveline M. Euser and Marian J. Bakermans-Kranenburg (2011). A
Global Perspective on Child Sexual Abuse: Meta-Analysis of Prevalence Around
the World. In: Child Maltreatment
16(2) 79-101.
[2] Draijer, N. (1988). Seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Een
landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de gezinsachtergronden, de
emotionele betekenis en de psychische en psychosomatische gevolgen. Den Haag:
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
[3] “De hands-on en/of hands-of definitie
(de zes hands-on vormen en de zes hands-of vormen)64 van het BO-SGG-2011
(gearceerd) bevat bijna alle vormen van seksueel geweld waarover in deze
rapportage wordt gerapporteerd (zie §2.1).” met als voetnoot: “In het
BO-SGG-2011 is in totaal naar elf hands-of vormen van seksueel geweld gevraagd.
De zes die hier zijn meegenomen zijn de vormen die betrekking hebben op
strafbare hands-of gedragingen.”