woensdag 4 september 2013

Awayness, hoe goeroes als Jay Rosen ons met buzzwords het bos insturen


In het themanummer van 3 september van de Columbia Journalism Review onder de titel What is journalism for? krijgt nieuwe media goeroe Jay Rosen de kans om er weer eens een nieuwe definitie van journalistiek tegenaan te gooien. Het gaat volgens hem niet om de vraag ‘wie is journalist?’, maar om ‘wat is journalistiek?’
 En wat is het antwoord volgens Rosen, de grand old man van civic journalism? Na wat omzwervingen langs de Koopman van Venetië van Shakespeare, een Engelse vissersdorpje met 200 inwoners en de Mexicaanse dichter Octavio Paz komt hij tot de niet bepaald wereldschokkende conclusie dat journalistiek een venster op de wereld biedt en daarmee een oplossing voor het probleem van ‘the rising “awayness” of things. 
“Journalism enters the picture when human settlement, daily economy, and political organization grow beyond the scale of the self-informing populace.”
Goeroes zijn altijd dol op nieuwe termen waarvan ze hopen dat het buzzwords worden die gaan rondzingen. Maar ik betwijfel of ‘awayness’ gaat scoren. 
Journalistiek is volgens Rosen: ‘ik ben hier en jij niet en daarom vertel ik wat hier gebeurt.’ 

Journalistiek is dus een verslag van iets dat buiten onze horizon plaatsvindt.  Goh, echt waar joh?
Mag een verslag van iets waar ik wel bij geweest dan ook?


Volgens Rosen betekent dit dat een parttime blogger die naar de schoolvergadering gaat en daarover schrijft voor de ouders die er niet bij konden zijn ook journalistiek bedrijft. Er gebeurt veel in de wereld waar we niet bij kunnen zijn (awayness) en daarom is journalistiek nodig.

Afgezien van deze uiterst simplistische redenering die afkomstig lijkt uit de inleiding van een handboek over de geschiedenis van communicatie en media, valt vooral op dat ieder kwaliteitscriterium ontbreekt. Iedereen die iets schrijft voor een ander die er niet bij kon zijn bedrijft journalistiek? Moeten we niet op z’n minst een paar kwaliteitscriteria op dat ‘verslag’ van deze ouder loslaten, moet het niet een beetje feitelijk zijn, zodat we weten wie wat heeft gezegd en wat de besluiten waren? Of mag het ook een scheldtirade zijn tegen de lul van wiskunde die het kind van deze blogger maar onvoldoendes blijft geven?

Rosen schrijft niet dat iedereen die zo’n verslagje schrijft en dus journalistiek bedrijft daarmee ook journalist is. Kennelijk voelt hij aan dat dat wringt, maar dat is wel de logische consequentie van zijn redenering. Anders krijg je de kronkel: journalistiek kan bedreven worden door journalisten én door niet-journalisten, maar er is geen enkel verschil want ze doen allebei journalistiek...

Net als Jarvis (zie mijn eerdere stuk daarover) definieert Rosen journalistiek als een vorm van vrijwilligerswerk voor de community (in dit geval een school) waar geen enkele kwaliteitseisen aan gesteld hoeven te worden. Als je maar ‘iets’ doet voor anderen, zoals verslag maken van een oudervergadering, dan is het al journalistiek. Dat is merkwaardig want zelfs de notulen van die vergadering moeten al aan minimale kwaliteitseisen voldoen (daarom begint iedere vergadering met het goedkeuren van de notulen van de vorige keer). 

Maar wat Rosen journalistiek noemt (‘I was there, you weren’t; let me tell you about it’), heeft natuurlijk met journalistiek helemaal niets te maken. Een journalistiek verslag van een gebeurtenis dient aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen die moeten waarborgen dat we op z’n minst een betrouwbaar, feitelijk, onpartijdig, transparant en ethisch verantwoord verslag krijgen. De beste garantie daarvoor biedt doorgaans de professionele journalistiek met goed opgeleide journalisten die het vak beheersen. Als bloggers aan deze kwaliteitseisen van verifieerbare feiten, identificeerbare bronnen en maatschappelijke verantwoordelijkheid voldoen zijn het per definitie journalisten.