maandag 28 februari 2011

Bodar maakt karikatuur van zedeloze jaren '80

Gepubliceerd in de Volkskrant van 28 februari 2011.

‘Mediabisschop’ Antoine Bodar deed vorige week in het programma De Wereld Draait Door een poging om het seksueel misbruik in de kerk in een historische context te plaatsen. Hij liet een fragment zien uit een uizending van Koos Postema uit 1978 (‘Een groot uur u’) waarin PvdA-senator Brongersma verklaart dat ‘dat in ieder mens iets van een pedofiel schuilt’, en dat kinderen zelf graag lichamelijk contact willen. Ook in het interview met de Volkskrant (24 februari) wil hij duidelijk maken dat er twintig, dertig jaar geleden in Nederland een andere seksuele moraal heerste, zoals zou blijken uit de oprichting van de pedofielenvereniging Martijn in 1982 en de invoering van de nieuwe zedenwet uit 1991 die seks met kinderen zou toestaan. Volgens Bodar draagt ‘de maatschappij’ daarom ‘ook een collectieve schuld: want in die tijd, de tijd van Brongersma, zijn wij veranderd. Het is goed om ons historische geheugen op te frissen.’



Hij probeert daarmee de indruk te wekken dat pedofilie of seks met kinderen in de jaren tachtig en negentig pedofilie een maatschappelijk geaccepteerd verschijnsel was. Maar dat was helemaal niet het geval: dat een pedofiel een keer de kans kreeg om zijn mening te uiten in een praatprogramma dat gericht was op het zogenaamde ‘bespreekbaar maken van taboes’ wil nog helemaal niet zeggen dat seks met kinderen ‘normaal’ werd gevonden.
Ook wat betreft de nieuwe zedenwet uit 1991 slaat Bodar de plank volledig mis: hij suggereert dat volgens die nieuwe wet seks met kinderen onder de 16 jaar alleen tot vervolging zou leiden als er aangifte werd gedaan, het zogenaamde klachtvereiste. In 2002 is dat volgens Bodar weer teruggedraaid.

Misschien is het instructief om de CDA-minister te citeren die in 1991 verantwoordelijk was voor de nieuwe zedenwet, namelijk Ernst Hirsch Ballin, die op 24 september 1996 in Trouw onder de kop: ‘Wetgeving inzake kinderseks in 1991 juist aangescherpt’ schreef: ‘Er is geen sprake van dat de wetgeving uit 1991 een versoepeling inhield ten opzichte van de periode daarvoor. Het klachtvereiste is niet in 1991 ingevoerd als liberalisering, maar bestond al vanaf 1936. In de nieuwe wet is deze regeling versterkt en geldt deze voor meisjes én jongens tot 16 jaar.’ Bovendien ging het niet om kinderen in het algemeen zoals Bodar suggereert maar om minderjarigen van 12 tot 16 jaar. In dezelfde zedenwet werden de bepalingen over kinderporno en kinderprostitutie ook aanzienlijk aangescherpt. Bij de gedeeltelijke herziening van de wet in 2002 is het klachtvereiste vervangen door een hoorrecht voor - het verplicht horen van - slachtoffers.

Ook als we even terugdenken aan de jaren tachtig en negentig en de reeksen affaires die toen in het nieuws zijn gekomen dan is duidelijk dat seksueel misbruik van kinderen vanaf begin jaren tachtig een groot issue is geweest. Denk aan de oprichting van de Vereniging tegen seksuele kindermishandeling in 1982, de talloze uitzendingen en artikelen over incest, seksueel geweld en ongewenste intimiteiten begin jaren tachtig, Oude Pekela in 1987, de Bolderkar affaire in 1988, de Maurikse incestzaak in 1988, de zaak Finkensieper in 1990, het instellen van het Project Preventie Seksuele Intimidatie op scholen in 1990, de oprichting van de Interkerkelijke Stichting tegen Seksueel Misbruik in Pastorale Relaties in 1991, de Eper incestzaak van Jolanda in 1992, misbruik van verstandelijk gehandicapten (1995), seksuele intimidatie in de sport (1996), ontuchtzaken op scholen (1996), misbruik van jongens (1996), de affaire Dutroux (1996), misbruik in gezagsverhoudingen (therapeuten, artsen en geestelijken) 1996, enzovoorts. In 1996 zijn er volgens de Volkskrant maar liefst 400 meldingen van misbruik door priesters en dominees binnengekomen sinds het instellen van het meldpunt door de Interkerkelijke Stichting tegen Seksueel Misbruik in Pastorale Relaties in 1992.

Jarenlang was seksueel misbruik dus een groot nieuwsonderwerp en zeker vanaf begin jaren tachtig moeten de dienaren van de katholieke kerk ervan doordrongen zijn geweest dat misbruik van kinderen een ernstig misdrijf was. Er was in ieder geval geen sprake van een liberaal maatschappelijke klimaat waarin seks met kinderen als iets vanzelfsprekends werd beschouwd, integendeel. Het is eerder een raadsel waarom het nu pas tot zo’n groot schandaal is uitgegroeid, want ook in de jaren tachtig en negentig zijn er talloze meldingen geweest van misbruik binnen de kerk.

Peter Vasterman is mediasocioloog en onderzocht voor zijn proefschrift Mediahype (2004) de berichtgeving over seksueel misbruik in de jaren tachtig en negentig.