Calamiteitenzenders;
een kwestie van vertrouwen.
De heer Koetje heeft net meer verteld over
het rapport (Met beeld en beleid)van
zijn commissie over de calamiteitenzender nieuwe stijl, zoals voorgesteld in
het rapport Met beeld en beleid.
Vanuit mijn achtergrond –opleiding van
journalisten aan de UvA en onderzoek naar berichtgeving en hypes, ook tijdens
en na rampen (Bijlmer, Enschede), ben ik gefocust op het spanningsveld tussen enerzijds journalistieke en anderzijds
maatschappelijke verantwoordelijkheid (veiligheid).
Het is dan ook de vraag wat de inschakeling
van de publieke regionale omroep als calamiteitenzender voor dilemma’s en
problemen op kan leveren, want in feite gaan twee werelden met elkaar
samenwerken die deels overeenkomstige, maar ook deels tegengestelde
verantwoordelijkheden hebben.
Kortweg gaat het om de tegenstelling tussen
het journalistieke belang;
dat van vrije nieuwsgaring; de journalistieke
plicht om relevant nieuws snel te melden en de autoriteiten kritisch te volgen;
met daartegenover het maatschappelijke belang
van de overheid; de opdracht van het bevoegd gezag om te zorgen voor een
betrouwbare communicatie met de bevolking waardoor een snelle en veilige
crisisbeheersing mogelijk kan worden.
De journalistiek dient natuurlijk ook een
algemeen maatschappelijk belang, maar dat hoeft niet samen te vallen met dat
van de overheid.
Er zijn situaties denkbaar waarin de
journalist zijn/haar professionele plicht van om te publiceren zwaarder laat
wegen dan het belang (van het bevoegd gezag) om juist (nog) niet te publiceren.
Om dit spanningsveld te kunnen boordelen
moeten we eerst kijken in welke bredere communicatie omgeving zich dit allemaal
gaat afspelen.
In het rapport staat: “In de ‘ideale’
situatie sluiten alarmering van de bevolking en het inschakelen van de
calamiteitenzender naadloos op elkaar aan.”
Maar de officiële boodschap van het bevoegd
gezag via de rampenzender vormt maar één van de vele informatiestromen die
direct na een ramp op gang komen: de regionale omroep functioneert daaromheen
ook nog als journalistiek medium; daarnaast zijn er de andere radiozenders, de
televisie (met bij voorkeur live uitzendingen ter plekke), de dagbladen,
teletekst, en vooral ook internet.
Vooral in dat laatste medium zo blijkt telkens
weer, verspreidt het nieuws (of de mededelingen en geruchten die daarvoor
doorgaan) zich met de snelheid van
het licht om vervolgens weer door te sijpelen naar de journalistieke media.
Er bestaat een grote nieuwshonger bij het
publiek dat zelf ook –en dat is nieuw- via internet snel informatie (van horen
zeggen) gaat doorgeven en recyclen. Op internet zijn geen gatekeepers zoals bij de
‘echte’ media.
De onderlinge concurrentie tussen de media,
de nieuwshonger bij het publiek en die ongecontroleerde informatiestromen op
internet zorgen voor een enorme druk op de journalistieke media om met meer en
liefst nieuwe informatie te komen, ook als er geen nieuwe feiten zijn, ook als
het bevoegd gezag geen nieuwe informatie te melden heeft.
Dan gaat iedere journalist zelf zoeken en
graven naar meer, bij voorkeur op de rampplek zelf. Het resultaat is al snel
een gigantische nieuwsgolf die via allerlei kanalen over het publiek wordt
uitgestort. Groot nieuws wordt immers steeds groter in de media.
Na Enschede heb ik daarover geschreven: “Die
situatie waarin de hoeveelheid echt nieuwe informatie afneemt, maar de druk om
nieuws te blijven brengen nog steeds groot is, ontstaat een goede voedingsbodem
voor speculaties, geruchten en ongecontroleerde uitspraken.
Zeker als de overheden zich terughoudend
opstellen; niet alleen omdat alle aandacht gaat uit naar de crisissituatie op
dat moment, maar ook omdat er nog maar flarden aan informatie beschikbaar zijn
over de achtergronden en juridische aansprakelijkheid dreigt.
De overheid staat voor een dilemma: zo weinig
mogelijk informatie verstrekken wekt de indruk iets verborgen te willen houden.
Maar meteen openheid van zaken over wat er op dat moment bekend is, kan leiden
tot verkeerde interpretaties omdat de het bredere kader ontbreekt. Details
worden soms enorm uitvergroot en kunnen in de berichtgeving vervolgens een
eigen leven gaan leiden.”
Dat is de omgeving waarbinnen de mededelingen
van de calamiteitenzender terecht komen. Dat is de context waarin de redactie
van de regionale omroep opereert die dan ook als calamiteitenzender op moet
treden.
Die redactie moet telkens overschakelen van
spreekbuis van het bevoegd gezag naar onafhankelijke, kritische journalistiek,
waarbij de belangen van de overheid en die van de media niet synchroon hoeven
te lopen.
Dat kan allerlei dilemma’s en
belangenconflicten opleveren. Ik loop ze even langs; straks in de discussie
kunnen we erover doorpraten.
Een van de belangrijkste dilemma’s lijkt me
een situatie waarin de journalist over informatie beschikt (op grond van zijn
betrokkenheid bij de calamiteitenzender) die van het bevoegd gezag (nog) niet
naar buiten mag komen. Het lijkt me reëel om te veronderstellen dat het bevoegd
gezag niet alles zal melden: bijvoorbeeld om paniek te voorkomen, vanwege het
afdekken van politieke of bestuurlijke verantwoordelijkheden, of om justitieel
onderzoek niet onmogelijk te maken (beïnvloeding getuigenverklaringen).
Het journalistieke belang schrijft voor dat
het publiek er recht op heeft om precies te weten hoe het zit. Het
doofpottensyndroom is diep geworteld in de journalistieke bedrijfscultuur;
juist als overheden iets verborgen willen houden, is die informatie om die
reden al nieuwswaardig.
Of er sprake is van een serieus dilemma hangt
af van de soort informatie en de reden waarom deze nog niet openbaar mag
worden. Daarbij gaat het om issues van betrouwbaarheid en geloofwaardigheid,
openbare orde en veiligheid, schuld en schandaal.
betrouwbaarheid
Het kan gaan om een situatie waarin de betreffende
informatie nog niet volledig is gecheckt, terwijl overheid pas bekend kan maken
als alles rond is.
Het kan gaan om bijvoorbeeld informatie over
slachtoffers (identiteit, aantallen, vermisten). De tegenstelling is duidelijk:
de journalistiek vereist snelheid, het bestuur vereist zorgvuldigheid.
De druk om te publiceren groeit als andere
media al wel in deze richting gaan publiceren. Wat te doen als er een wildgroei
aan ongecontroleerde nieuwsstromen op internet gaat ontstaan? Spookverhalen, speculaties,
beschuldigingen, geruchten?
Welk beeld zal er ontstaan als in de
reguliere nieuwsuitzendingen wel aantallen slachtoffers worden genoemd en in de
officiële mededelingen van het bevoegd gezag niet? Dat doet waarschijnlijk
afbreuk aan de geloofwaardigheid van de calamiteitenzender.
openbare
orde:
Het kan zijn dat het bevoegd gezag de
informatie nog niet bekend wil maken omdat publicatie gevolgen zou kunnen
hebben voor de openbare orde, er kan paniek ontstaan, het kan zijn dat mensen
juist naar rampplek toe willen om te gaan zoeken naar overlevenden, terwijl ze
daar de crisisopvang verstoren. Het is de vraag of de journalist deze
overweging accepteert of dat hij een andere inschatting maakt, of vermoedt dat
dit ook weer een cover-up is om andere belangen te beschermen. Dat heeft met
het volgend issue te maken.
schuld
en schandaal:
Wat te doen als het vermoeden bestaat
(journalisten zijn per definitie wantrouwend) dat er informatie wordt
achtergehouden die eventueel de rol van de overheid en functionarissen in een
kwaad daglicht zou kunnen stellen? Wat als beleid of beslissingen van de
overheid hebben bijgedragen tot de ramp of rampzalige toestanden na de ramp? En
die - als deze bekend zou zijn -
zouden kunnen leiden tot grote verontwaardiging over de schuldvraag en
de opbouw van een schandaal?
geloofwaardigheid.
Als later blijkt dat de redactie allerlei
informatie heeft achtergehouden omdat de informatie enkel op basis van de
calamiteitenzender bekend was, dan kan dit afbreuk doen aan het onafhankelijke
imago van de zender. Zeker als de ramp inmiddels een schandaal is geworden.
Kan een nieuwslezer en een redactie
geloofwaardig blijven als de calamiteitenzender en de onafhankelijke redactie
tegengestelde berichten brengen?
Is het wel mogelijk om het ene moment
officieel te melden dat ‘er geen gevaar voor de volksgezondheid is’ (een
mededeling die doorgaans de alarmbellen doet rinkelen bij zowel media als
publiek), om daar vervolgens in de reguliere uitzending weer vraagtekens bij te
zetten? Er verschijnen onbevestigde onthullingen op internet, wel of niet
melden?
De gezondheidsrisico’s zijn nog niet
duidelijk volgens deskundigen, wel of niet melden?
Het gevaar bestaat dat de redactie zich op
sleeptouw laat nemen, ook in de reguliere onafhankelijke berichtgeving door
overwegingen en verantwoordelijkheden die bij de overheid liggen.
Omgekeerd valt ook te verwachten dat de media
(en de regioredactie) een grote druk uitoefenen op het bevoegd gezag en de
calamiteitenzender om wel veel informatie naar buiten te brengen. Al was alleen
al om de genoemde dilemma’s te voorkomen en het risico te verkleinen dat er
toch informatie via de calamiteitenredactie uitlekt.
Het is vooral de vraag hoe de rampenzender op
het vertrouwen van het publiek kan blijven rekenen temidden van al die andere,
al dan niet journalistieke informatiestromen.
Of de zender effectief is, is dan ook vooral
een kwestie van vetrouwen.