maandag 25 mei 1998

Media in de houdgreep van de hype. Mediahype debat in De Balie in Amsterdam op


Diana, Gümüs, Zinloos Geweld, Groningen...

Media in de houdgreep van de hype. Is de klopjacht op nieuws fataal voor de feiten? Is er sprake van escalatie en overdrijving? Of kunnen mediahypes ook feitelijk en functioneel zijn?

Verslag van de discussie over mediahypes in de Balie in Amsterdam. 25 mei 1998.


Programma.

Hypes als spooktrein?

Introductie door Forumvoorzitter: John Jansen van Galen, (freelancer voor o.m. Het Parool, NOS):

Hypes, fataal of functioneel?

Inleiding door Peter Vasterman (Hype onderzoek, School voor de Journalistiek Utrecht)
Wat te doen als de opwinding een feit is?

Inleiding door Maarten Huygen (Chef Verslaggeving NRC Handelsblad).
Verslag van het hype debat met o.a.:

Boris Dittrich (Tweede Kamer fractie D66) Wie bewaakt de waakhond van de democratie?
Hans Laroes (Adjunct-Hoofdredacteur NOS Journaal)

Jean Mentens (Hoofdredacteur Hart van Nederland, Cameo Media)

Met:
Televisie-items over hypes, gemaakt door studenten van de School voor de Journalistiek





JOHN JANSEN VAN GALEN:

Goedenavond, ik ben voor vanavond uw verkeersagent in de discussie, ik voel me er een beetje ongemakkelijk bij want we hebben het over een onderwerp waarvan iedereen het gevoel heeft dat het bestaat, terwijl niemand lijkt te kunnen zeggen wat het precies is: de mediahype.

De mediahype kan het best vergeleken worden met het beeld van de spooktrein -ik ontleen het, met dank, aan Gerard van Nunen van De Limburger. Het gevaarte, door stoom aangejaagd, dendert voort, steeds sneller, steeds meer rookwolken en lawaai uitstotend, terwijl langs de spoorlijn de omwonenden het in toenemende paniek nakijken (dat gaat verkeerd aflopen!) en het tegelijk lijken te willen aanmoedigen (harder, harder; meer, meer!). Dan is het plotseling voorbij, de stilte treedt in en mompelend keert men huiswaarts, tot er weer een spooktrein langs komt.

Het is een mooi beeld, maar zo weten we nog steeds niet wat een mediahype precies is. Soms heb ik het gevoel dat men bij overmatige publiciteit van een mediahype spreekt wanneer de inhoud iemand niet aanstaat of niet uitkomt. Was het Diana of Tjoelker, Gümüs of Van Baalen, de gekke-koeienziekte of verarmd uranium in de Bijlmer. Zo meteen zal allereerst Peter Vasterman, docent aan de School voor de Journalistiek, die promotie-onderzoek doet naar mediahypes een poging doen tot begripsbepaling. Daarna krijgen we de toverlantaarn en wordt het begrip nader toegelicht op film.

Vervolgens zal Maarten Huygen, chef verslaggeverij van NRC-Handelsblad, een participerende observatie ten beste geven: wat bevangt de media wanneer het uur van de mediahype heeft geslagen. Daarna vraag ik de drie forumleden daarop in eerste instantie te reageren: Hans Laroes van het NOS-Journaal, Jean Mentens van het Hart van Nederland en Boris Dittrich, Tweede Kamerlid voor D66.

Dan is het pauze. Na de pauze worden in een kort filmpje enkele stellingen over mediahypes gelanceerd, waarover deze forumleden, aangevuld met Vasterman en Huygen, zullen discussiëren -en ook u. We maken het niet laat, want de beste discussies in De Balie vinden doorgaans plaats bij een glas bier, in de foyer.



PETER VASTERMAN: Ik wil kort ingaan op het onderwerp mediahype en op de aankondiging van deze avond: hypes, fataal of functioneel?

Regelmatig schakelen de media in hun jacht op het nieuws in een hogere versnelling, en lijken ze volledig in de ban te raken van die ene gebeurtenis, die ene affaire of dat nieuwe probleem. De incidenten lijken elkaar snel op te volgen, en het probleem komt ineens op een veel grote schaal voor dan we altijd gedacht hebben.

Telkens zijn er weer nieuwe ontwikkelingen en onthullingen, feiten en feitjes en reacties op reacties, die de media steeds verder opzwepen in hun jacht op nog meer nieuws over dat onderwerp.

Men plaatst wel kanttekeningen en kritische commentaren, maar intussen zwelt de nieuwsstroom steeds verder aan. Iedereen moet meedoen, geen enkele redactie kan achterblijven. Men probeert elkaar links en rechts te passeren, en liefst te scoren met een eigen onthulling of nog niet ontdekt geval.

Zo ontstaat er een brede golf van publiciteit die dagen of zelfs weken kan aanhouden. Maandenlang de ene ontuchtzaak na de andere op middelbare scholen. Zoals in 1996 toen tientallen middelbare scholen in heel Nederland in het nieuws kwamen, overal is plotseling sprake van ontucht-gevallen.

Wekenlang zinloos geweld na de dood van Tjoelker.

Dagenlang Gümüs, Ouwerkerk, Henkie uit Ochten of Van Baalen.

Als er personen in het geding zijn, zien we dan op tv al snel de bekende scènes op waarin tientallen cameraploegen zich verdringen om toch maar een glimp te kunnen filmen van de hoofdrolspelers.

Na verloop van tijd dooft de opwinding en soms vragen we ons een half jaar later af waar we ons toen eigenlijk zo druk over hebben gemaakt. Wat stelde het nu eigenlijk voor?

Bovendien komt later vaak vast te staan dat de zaak toch weer net even anders in elkaar heeft gezeten en dat de eerste versie van de feiten die de hype veroorzaakte bij nader inzien niet stand kon houden. We zijn te lang op dat ene spoor doorgehold en zagen niet dat er ook nog andere perspectieven waren.

Op het eerste gezicht lijken de media alleen de ontwikkelingen en de gebeurtenissen te volgen zoals ze zich voordoen. Dit sluit aan bij de veronderstelling van de doorsnee krantenlezer die denkt dat het probleem steeds erger wordt als er steeds weer nieuwe gevallen opduiken in de pers. Hoe erger het wordt, des te meer nieuws en omgekeerd, als we er niks over lezen, zal het ook wel niet voorkomen.

Maar toch, als je achteraf terugkijkt op die enorm golven van publiciteit dan bekruipt je toch wel het gevoel dat de media bepaald niet alleen maar de ontwikkelingen volgen. Ze lijken er veel meer juist een zeer bepalende rol in te spelen.

De media 'verslaan' niet alleen maar nieuws, ze 'maken' het ook en ze krijgen juist door zich massaal op een kwestie te storten een grote invloed op het verloop van de gebeurtenissen, de ontvouwing van een crisis of de ontdekking van een bepaald probleem.

Dat geldt zowel voor de 'affaires' waarin koppen worden gesneld (Van Baalen, Ouwerkerk), als voor de berichtgeving over bepaalde sociale problemen (zinloos geweld). En Diana zonder de rol van de media kan men zich al helemaal niet voorstellen.

In het eerste geval (van de crises) kan de geweldige media-aandacht, het actie-reactie patroon en de negatieve beeldvorming in de media zo'n politieke druk opleveren dat verder functioneren voor de betrokkenen wel heel moeilijk wordt. (Roel in 't Veld, de bijklussende hoogleraar)

In het tweede geval spelen de media een doorslaggevende rol door de uitvergroting van een bepaald probleem, waardoor weer allerlei maatschappelijke reacties worden losgemaakt. Die worden ook weer nieuws en zo draagt de nieuwsstroom bij tot de algehele verontrusting over het probleem. Soms komt er een heel bewustwordingsproces op gang dat ertoe leidt dat ook nog allerlei andere, verwante problemen worden ontdekt. (Denk aan alle vertakkingen van kindermishandeling of seksueel misbruik.)

Er vindt een vechtpartij plaats, er valt een dode, een politiecommissaris roept in een ingezonden stuk op tot protest tegen dit soort 'zinloos geweld' , er komt een herdenkingsbijeenkomst, en vervolgens worden de schijnwerpers gericht op vergelijkbare gevallen. Eventueel gevallen van een tijd geleden. En als die er niet meer zijn, komen allerlei andere vormen van geweld in het vizier van de media. Want straat geweld is het issue.

Allerlei geweldsincidenten, daarvoor amper voldoende voor een éénkolommer op de regio-pagina, halen nu de landelijke media onder de noemer van zinloos geweld.

Op de redactie van de plaatselijke krant werd Tjoelker overigens aanvankelijk als klein bericht gezien. Op de maandag na de herdenking gaven veel kranten een compleet overzicht van alle incidenten (vechtpartijen en caféruzies) van het hele weekend. Kop: "Zinloos geweld gaat gewoon door."

Iedere dag nemen we kennis van weer nieuwe incidenten en vechtpartijen, waardoor het lijkt alsof de gebeurtenissen elkaar snel opvolgen of het verschijnsel zelf toeneemt. Het probleem komt op de politieke agenda, er worden maatregelen bedacht (Zero-tolerance) en ook dat wordt weer 'geweld' nieuws. De nieuwe categorie wordt misschien in de toekomst opgenomen in slachtofferenquêtes, mensen gaan steeds meer melden als zinloos geweld en doorgaans gaat er gedurende zo'n proces een verbreding optreden: er gaat steeds meer onder vallen.

Op grond hiervan kun je voorspellen dat het aantal meldingen van zinloos geweld een jaar later weer behoorlijk zal zijn toegenomen. De kranten vertalen dat weer in koppen als: 'zinloos geweld neemt toe'. Zoals de kranten een jaar na de ontuchtzaken ook schreven dat seksueel misbruik op scholen was toegenomen. Dat die publiciteitsgolf over ontucht eerder een gevolg was van die speciale dynamiek, waardoor we steeds meer gaan ontdekken en steeds meer gaan melden, als het onderwerp maar eenmaal speelt en als de media er maar eenmaal bovenop duiken, dat dringt meestal niet door. Ook niet bij de krantenlezer die hoofdschuddend kennis neem van al die krantekoppen over toenames (Overigens toenames zijn nieuws, afnames niet). Het wordt allemaal alleen maar erger in Nederland.

Verbazingwekkend is ook de grote mate van selectiviteit: sommige onderwerpen of gebeurtenissen worden onverwacht groot, terwijl andere nauwelijks worden opgemerkt, laat staan het object worden van een mediahype. Er lijkt een grote mate van toevalligheid te schuilen.

En even verbazingwekkend is dat als de hype voorbij is, dat dan die geweldsincidenten weer achterin de krant verdwijnen in de eenkolommers. (afgelopen weekend drie incidenten, zwerver, jogger en voorbijganger, maar geen verbanden gelegd met zinloos geweld). Als de hype voorbij is, is het ook echt voorbij. Een nieuw BSE-geval? Nou en?

Deze discussie-avond is bedoeld om de grote affaires van het afgelopen jaar eens op een andere manier te bekijken en te bediscussiëren. Meestal als het over hypes gaat betrekken de verschillende partijen de bekende loopgraven stellingen: de critici roepen dan voortdurend: 'de media blazen alles maar op', terwijl journalisten reageren met de bekende frase: 'wij verslaan alleen maar gebeurtenissen zoals ze plaatsvinden.'

Dat soort zwartepieten kunnen we volgens mij vermijden door juist te kijken naar de speciale dynamiek die zich regelmatig voordoet in de berichtgeving: een proces waarin zo'n beetje iedereen zich laat meesleuren, gewild of ongewild, niet alleen de media, niet alleen journalisten, maar ook voorlichters, woordvoerders, politici, belangengroepen,... en ook het publiek.

Ze dragen allemaal hun steentje bij aan dat mysterieuze, bijna onbeheersbare proces van de mediahype.

Een proces waar per definitie alle media aan mee doen, maar ook een proces dat niet kan plaatsvinden zonder impulsen vanuit de samenleving, zonder reacties vanuit verschillende sectoren (de politiek of het publiek). Een proces dat vaak op gang wordt gebracht door een belangengroep of politieke partij.

Het is belangrijk om kritisch naar dit soort nieuwsprocessen te kijken, want hypes zijn geen zeepbellen die elkaar spatten zonder een spoor na te laten.

Hypes doen een hoop stof opwaaien (en ook dat wordt weer nieuws) maar het zijn wel stofwolken met allerlei maatschappelijke consequenties. Negatieve gevolgen, volgens sommigen (heksenjacht op verpleegkundigen), maar positieve volgens anderen die blij zijn dat dit probleem ('geweld op straat') eindelijk zoveel aandacht krijgt.

Ik denk dat we vanavond moeten verkennen wat kenmerkend is voor een mediahype: gaat het bij hypes alleen om processen die fataal zijn voor de feiten, of kunnen hypes ook feitelijk en functioneel zijn?

Gaat het bij hypes om:

De snelle oordelen, de halve waarheden en de onzorgvuldigheden die het gevolg zijn van het elkaar opjutten in de jacht op nog meer nieuws? De eenzijdige berichtgeving zonder hoor en wederhoor?

Gaat het vooral om het bijna onbeheersbare actie-reactiepatroon, waardoor ieder nieuwsfeitje groot nieuws kan worden? (Gümüs gevolgd tot in Turkije)

Is typerend voor een mediahype dat er van alles en nog wat wordt bijgesleept terwijl dat met de kwestie eigenlijk niets van doen heeft (zo zou Van Baalen ook nogal hoge declaraties hebben ingediend).

Of gaat het juist om het uitvergroten van problemen die bij nader inzien helemaal niet zo ernstig zijn? Is het vooral een kwestie van overdrijving?

Is kenmerkend voor hypes dat we denken dat een bepaald probleem steeds erger wordt, terwijl we er alleen maar meer aandacht voor krijgen en tegelijkertijd onze normen zijn verschoven. Het komt niet meer voor, maar we vinden het veel erger dan vroeger.

Leiden hypes niet tot een overschatting van bepaalde risico's en gevaren in vergelijking met minder mediagenieke risico's? En dus tot onnodige paniek?

Als dat zo is, leiden mediahypes dan niet tot overhaaste en ondoordachte politieke besluiten, die zonder de enorme druk van de media niet genomen zouden zijn? (Denk aan Van Aertsen met z'n kalfjes).

Is typerend voor een mediahype dat er 'slachtoffers' vallen, die het veld moeten ruimen op grond van de zeer eenzijdige beeldvorming die tijdens zo'n opwinding overheerst? Denk aan de zaak Ouwerkerk of Van Baalen.

Aan de andere kant zou je kunnen stellen dat mediahypes bij de journalistiek horen:

het is de taak van de media om bepaalde kwesties aan de kaak te stellen door ze uit te vergroten.

Het is de taak van de waakhond om politici hinderlijk te volgen en als het even kan een hype los te maken over de belangenverstrengelingen van die ene lijsttrekker. En als er daardoor meer gevallen aan het licht komen, des te beter.

Het ligt op de weg van de media om het probleem van het straatgeweld aan de orde te stellen, of het nu erger is geworden of niet, dat is trouwens moeilijk vast te stellen, er moet iets aan gedaan worden. En natuurlijk moet je wel de feiten bewaken gedurende die opwinding.

Juist die brede aandacht, dat samen optrekken, zorgt ervoor dat alle partijen en visies aan bod komen. En dat er iets gebeurt, dat er iets verandert. En inderdaad, het is de opdracht van de media om reacties los te maken en bij te dragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Zonder bijtende hypes geen waakhondfunctie. Journalisten beschouwen het als een eer als hun nieuws wordt opgepikt door andere media.

Mediahypes, in de zin van massale media-aandacht, van concentratie van journalistieke aandacht, kunnen misschien wel degelijk feitelijk en functioneel zijn en hoeven helemaal nog niet te leiden tot slechte, eenzijdige berichtgeving.

Veel journalisten zullen stellen dat deze tweede categorie 'affaires' geen hypes genoemd mogen worden, maar eerder voorbeelden van onthullingsjournalistiek.

De vraag is dan alleen hoe we de 'hypes' kunnen onderscheiden van de reguliere journalistieke berichtgeving? En welke criteria je daarvoor gebruikt?

Was de MSD-affaire rond Bolkestein ("Is het hier oorlog?") een hype of een fraai staaltje onthullingsjournalistiek?

Was de kwestie Gümüs een hype of een goede manier om het probleem van de geïntegreerde illegalen duidelijk te maken aan de hand van één geval? Was 'Diana' een spontaan cultuurverschijnsel (met al die massale, openbare rouwtaferelen) of een creatie van een op hol geslagen mediacircus?

Was de maandenlange opwinding over BSE nodig om de verschillende overheden te dwingen tot maatregelen, ook al is er nog steeds twijfel over het verband en gaat het om een zeer zeldzame ziekte?

Was de uitgebreide aandacht voor versterving n.a.v. de moordbeschuldiging aan het Blauwbörgje een goede manier om de gang van zaken in verpleeghuizen aan de orde te stellen? Of heeft de beeldvorming van het bewust laten uitdrogen van verpleeghuispatiënten veel schade aangericht?

Dat zijn de kwesties waar we het vanavond over gaan hebben. Studenten van de School voor Journalistiek hebben ter introductie twee tv-reportages gemaakt.

Video over Kösedag (de brand in de Schilderswijk), de kwestie Gümüs, de Groningse crisis met Ouwerkerk, Diana, de verstervings opwinding, en zinloos geweld.

MAARTEN HUYGEN, NRC Handelsblad.

Ik heb bij elkaar elf jaar in de Verenigde Staten gewerkt en dan lijkt het hier allemaal buitengewoon tam. Als je ziet hoe hypes daar uit de hand lopen met maîtresses die tot rechtszaken leiden en tot eindeloos onderzoek dat maar doorgaat. Voor mij was die hype als journalist betrekkelijk makkelijk want ik deed er eigenlijk niet aan mee. Ik beschreef het voor Nederland en als er een hype was dan zei ik vanuit Amerika, "hier in Amerika, Nederlanders is een hype en ik doe er niet aan mee, ik speel er geen enkele rol in."

OJ Simpson heb ik gedaan, de zaak van het schaamhaar en de coke van kandidaat opperrechter Clarence Thomas, wat bijna leidde tot de niet beëdiging. Hij werd beëdigd ondanks het vermoeden van veel congresleden van meineed.

Nu wordt President Clinton onderzocht wegens meineed in een zaak die eigenlijk al lang d'r uit is gegooid door de rechter, maar men vindt het liefdesleven van hem toch zo interessant dat het toch voorlopig met allerlei procedures en journalistieke onderzoeken door moet gaan.

In Nederland komt het nooit zo ver, Nederland is niet zo gejuridiseerd en er is veel minder competitie. Er is wel meer competitie dan vroeger door de ontzuiling, sindsdien vist iedereen in dezelfde vijver. En geven veel media ook ongeveer dezelfde interpretatie. Want natuurlijk vroeger moest iedereen het voor z'n eigen zuil interpreteren zodat hetzelfde geluid veel minder hard rondzong.

Bovendien zijn we hier toch tamelijk ingetogen: hypes stoppen op een gegeven moment, maar ze leiden wel tot heel veel scherpslijperij over wie precies goed en fout was. En dan gaat men al gauw praten over de structurele oplossing. Hoe voorkom je in de toekomst dat er schaamhaar in de coke komt zodat hoge rechters dan toch meteen zonder slag of stoot beëdigd kunnen worden.

De discussie over de media spelen wel een grotere rol in de samenleving. Dat besefte ik plotseling toen er zich een golf van kindermoorden voordeed in Nederland waarbij de vraag speelde of deze veroorzaakt was door de media of niet. We hebben we verslag gedaan van Hoofddorp, en ook over de omstandigheden in Ulvenhout, daar had een van de verslaggever een buitengewoon goede bron, dat heeft hij ook helemaal beschreven. Op een gegeven moment kwam prof. Wolters die zei dat eigenlijk de mediaberichtgeving de golf van kindermoorden had veroorzaakt. Er was eigenlijk sprake van een soort copycat. Het is de vraag of je dan dat advies van Wolters moet opvolgen. We hebben natuurlijk wel vaker publiciteit gehad over kindermoorden en we hebben het grote drama van Medea ooit op het gymnasium gelezen,. Dat heeft ook niet geleid tot een golf van navolging. Ik vind toch dat er in dit soort gevallen wel zeer dringende redenen moeten zijn om jezelf in te houden.

Er is bijvoorbeeld een ongeschreven regel dat je de namen van onbekende verdachten niet publiceert. Een soort herenaccoord. Er is ook een regel dat er niet teveel wordt geschreven over zelfmoord, dat is ook een herenaccoord. Het alleen publiceren van initialen is overigens tamelijk uniek , in de rest van de wereld bestaat het niet en dat geeft al aan hoe sterk de media zich in Nederland inhouden, vergeleken bij hele vele buitenlanden. Bij de kindermoorden vond ik het toch wel gerechtvaardigd om te publiceren. Het gaat er niet om of je publiceert, maar om hoe je publiceert. Het is natuurlijk heel raar om als krant te zeggen, 'ja iedereen is met deze zaak bezig, maar wij zoeken het nog uit en over twee weken dan krijgt u de krant in de bus en dat weet u precies hoe het allemaal zat.' Ik denk dat je dat niet kunt doen als dagkrant. Ik vond zelf dat er in de publiciteit in Nederland heel sterk op de therapeutische tour werd gegaan en dat er heel sterk werd gezocht naar rechtvaardigingen voor deze daad. Ik denk dat je dat niet moet doen, dus wij hebben ons heel sterk aan de feiten proberen te houden. Het is belangrijker is om te verklaren dan om te rechtvaardigen en in Nederland hebben we de neiging om er een therapeutische zaak van te maken. Medea was ook niet meteen rijp voor het Pieter Baan Centrum. Als er nou een hele grote sleep zou komen, dan moet je misschien opnieuw oordelen.

Sommige zaken zijn beter om inderdaad niet te publiceren. Het is niet verstandig. Daar wordt ook heel wat over gesproken, er komen heel veel onderzoeken uit in Nederland, die onderzoeken zijn van allemaal wetenschappers die heel veel geld willen hebben voor nieuw onderzoek en die solliciteren voortdurend door met interessante feitjes naar buiten te komen.

Laatst heb ik weer prachtig tv-programma's gezien over de Nederlandse voeten die in zo buitengewoon slechte staat zijn, daar kun je ook prachtige beelden bij bedenken. Wij hebben het zelf ook gepubliceerd, waarschijnlijk was de voetenredacteur naar de wc en is het erdoor geglipt. Maar als je zulke absurde verschillen ziet, wil je het nauwelijks geloven. Bovendien was het onderzocht door het voetenfonds, maar ik heb niet uitgezocht wat het voetenfonds deed maar ongetwijfeld deden ze veel aan het weghalen van schimmels en eksterogen. Maar in ieder geval dat eksteroog was het topje van de ijsberg, dat was duidelijk.

Er is wel meer met onderzoeken aan de hand. Het kankeronderzoek bijvoorbeeld. We hebben laatst bij ons in de krant nog een uitgebreid debat gehad over de vraag of je inderdaad tumoren kunt verstikken door de bloedtoevoer te stoppen. Dat was bij muizen gelukt, maar of dat ook bij mensen werkte was nog niet bewezen. Bovendien had onze wetenschapsredactie, die is heel erg goed, dat een half jaar geleden al met een enorme pagina over bericht. En dan gaat de discussie van ja, iets wat wij allang hebben bericht waar nu iedereen mee bezig is, moet je dat alsnog melden? Toch is de op een gegeven moment de opwinding over een dergelijk feit wel interessant.

Ik dacht ook dat er in deze hype over dat kankergeneesmiddel wat helaas nog niet operationeel was, toch veel te zeggen en te berichten was over de manier waarop de kankeronderzoekers geld proberen te krijgen. En er as het geval van die Amerikaanse journaliste, die misschien een boekcontract kon krijgen om over kankeronderzoeken te schrijven. Oud nieuws, maar voor haar betekende het heel veel geld als ze dat contract zou kunnen krijgen. Er zijn dus veel belangen die spelen bij het verspreiden van het nieuws en dan denk ik toch dat als de opwinding een feit is geworden dat je dan als krant de plicht hebt om die opwinding in perspectief te plaatsen. Ja er is altijd veel te doen over dat kankergeneesmiddel maar dat valt toch weer bijzonder tegen.

Hetzelfde geldt voor zinloos geweld, we hebben inderdaad, het was een hype, terecht zoals Peter Vasterman zei, maar het is dan toch van belang om daarover te berichten en het in perspectief te plaatsen. De opwinding te duiden, waarom worden mensen nu plotseling zo opgewonden over zinloos geweld? Hoe staat het met de statistieken over geweld, geven die een toename te zien, zijn die statistieken wel betrouwbaar? En ik denk door op deze manier zaken waar veel opwinding over is misschien zonder enige nut in perspectief te plaatsen dat je de lezer heel goed kunt dienen als krant.

Ik wou nog een onderscheid maken tussen een vraag en een aanbod hype. De aanbod hype zijn natuurlijk al die onderzoeken, dat is Connie Palmen die een boek wil uitbrengen en waarvan de uitgever er voor zorgt dat zij bij allerlei talkshows komt. Maar het wordt een vraag hype zodra op de eerste dag dat die boeken beschikbaar zijn , honderden of duizenden mensen naar de boekhandel gaan. Dan moet je daar als krant op de een of andere manier iets over zeggen.

Hetzelfde geldt voor Viagra potentie pillen, helpt het mensen in het leven? Maar als plotseling iedereen naar de winkel snelt om een recept te halen ja dan is er een hype, dan is het niet langer een aanbod hype maar meer een vraag hype, plotseling willen heel veel mensen kennelijk iets met hun potentie. Dat is interessant om te melden.

En dat geldt ook voor een hype, zeker als ie wat langer aanhoudt, dat het belangrijk is dat je moet erkennen dat we de wijsheid niet in pacht hebben. Neem de muiterij van de pg's die overigens door bronnen van justitie is meegedeeld aan de pers, sommigen hebben dat een hype genoemd. Nou kun je niet zeggen als krant, ja er is nu iets met justitie we weten nog eigenlijk niet precies hoe het zit, dus wacht nog maar even lezer over drie weken krijgt u het uiteindelijke verhaal. Dat kan dus niet, dus je moet melden wat de bronnen van justitie melden, je moet melden wat andere bronnen daarover melden, je moet proberen zo veel mogelijk mensen op naam te citeren dat zijn allerlei manieren om de lezer te laten zien dat je zoveel mogelijk verifieerbaar werkt, dat de lezer ook zo goed mogelijk kan zien waar je je bronnen vandaan hebt.

Bovendien als het nog langere tijd aanhoudt en dat was het geval, de betreffende verslaggever die werd ziek van al die anonieme bronnen, je moet zorgen dat je geschreven stukken krijgt. 'U zegt dat we dat er een brief is geschreven aan de minister maar ik wil die brief eerst wel eens zien anders ga ik daar niet over schrijven, want ze zeggen zo veel', dan kun je vervolgens die brief publiceren. Een van de problemen waar je mee zit in die nauwkeurigheid, dat gold zeker voor onze krant, dat is dat als je dat heel nauwkeurig wil doen dan moet je heel veel stukken publiceren. Heel veel reacties van heel veel kanten en voor je het weet staat de krant van pagina een tot de achterpagina helemaal vol met die ene kwestie. Als je verifieerbaar wil zijn, een paper of record.

Dan wordt het dus toch een kwestie van afwegen. Je kunt het ook niet helemaal volgen, maar hoe meer je erover schrijft, en uitweidt, hoe nauwkeuriger het wordt, dat is voortdurende een conflict wat je hebt.

Bovendien moet je op een gegeven moment die hype proberen te duiden en in een context proberen te plaatsen en die mensen die veel weten van justitie zullen dan op een gegeven moment zeggen inderdaad zoals de feiten zich nu aan mij voordoen heb ik het vermoeden dat het te maken heeft met een oud conflict, de manier dat de politiek meer greep probeert te krijgen op het openbaar ministerie. Nou al die achtergrond omstandigheden kun je melden dat die zich gelijktijdig met deze botsing en opwinding voordoen.

Ik vond die kwestie van het OM geen hype omdat het over een belangrijke kwestie ging, het ging namelijk over de vraag hoe gaan wij vervolgen, en hoe veel greep de politiek daarop heeft. Hetzelfde geldt voor de kwestie Lancee en ook hoe dat helemaal uit is gelopen in die Groningse affaire. En het ging over een aantal mensen, een buurt die twee uur lang zonder politie zat. Daar zijn ongetwijfeld een aantal details die door de snelheid van de berichtgeving, die later weer anders bleken. Maar de grondfeiten zijn buitengewoon belangrijk om aandacht te verdienen. Het is interessant trouwens ook hoe ongelooflijk bij dit soort verslaggeving bronnen ook proberen te sturen. Het zijn tumultueuze affaires waarin iedereen in een maalstroom raakt en op zijn eigen manier de berichtgeving wil beïnvloeden, die zich wil verdedigen, het een bepaalde richting uit wil sturen. Als je een opening hebt op dag een kun je altijd nog dag twee naar een kamerlid stappen die zegt dan altijd 'ja hier ga ik vragen over stellen.' 'Hier ga ik een debat over organiseren'. En dan heb je altijd een mooie followup. Dat is natuurlijk vrij makkelijk om het zo te doen en een aantal verslaggever hebben ook de neiging om daarvan terug te schrikken omdat het zo'n Pavlovreactie is.

Maar hier blijkt in ieder geval dat uit dit soort grote affaires heel veel mensen daar greep op proberen te krijgen, de krant eigenlijk ook en het is een ongelooflijk rommelige manier van doen en die rommelige manier van doen hoort volgens mij bij democratie. Het beste systeem maar je weet ook niet altijd waar het heen gaat. De essentie is dat we de wijsheid niet in pacht hebben, de krant niet, de kamer niet. Ook een commissie van wijze mannen niet en dat is juist het mooie.

JOHN JANSEN VAN GALEN:

Het is een rommelige manier van doen, maar die past bij de democratie. Nu in de eerste ronde met de leden van het forum. Het lijkt me wel nuttig om na deze eerste inleidingen en het filmpje nog even te proberen door te gaan op de begripsbepaling: wat is een mediahype? De heren mogen zo zeggen wat het niet is, maar ik wou ze in eerste instantie alledrie vragen wat volgens hun uit de afgelopen tijd een treffend, goed of misschien wel het ergste voorbeeld van een mediahype is.

BORIS DITTRICH: Volgens mij zijn er veel voorbeelden te geven, maar wat me vers in het geheugen ligt is de kwestie van het vliegtuig in de Bijlmeren en het daar vrijgekomen uranium. Iemand heeft toen , ik meen dat het toen op het NOS-Journaal is geweest, in de opening gezegd, mensen zijn in hun gezondheid ernstig geschaad hierdoor. Er is een Zweeds onderzoek met alarmerende resultaten en vervolgens dook iedereen daarboven op en het heeft ook tot een kamerdebat geleid en een of andere onderzoekscommissie heeft het nu in onderzoek. Maar uiteindelijk nadat al die stofwolken waren neergedaald zag je dat er toch eigenlijk toch weinig echte harde feiten waren die voor al die opwinding rechtvaardiging konden zijn. Er waren alleen over elkaar heen buitelende journalisten die allemaal iets brachten wat toch uiteindelijk niet echt op feiten gestoeld was,

JOHN JANSEN VAN GALEN: en wat was het negatieve effect, dat mensen bang werden gemaakt?

Mensen werden bang, er kwamen talloze brieven, telefoontjes en als je dan zei dat je daar geen kamervragen over wilde stellen omdat ik eerst dat onderzoek wilde lezen , dan werd je verweten dat je geen goede volksvertegenwoordiger was, want dan leunde je maar achter over in je luie stoel.

HANS LAROES: naar mijn overtuiging had BORIS DITTRICH in de oppositie wel vragen gesteld, maar dat is een detail. Waar dit pleidooi op neer komt is het idee dat zolang er niet is aangetoond dat er iets bijzonders aan de hand is, we we maar rustig moeten gaan slapen terwijl ik denk dat het de plicht van de journalistiek is, zeker bij de Bijlmerramp, om er van uit te gaan dat je niet rustig moet slapen totdat overtuigend is aangetoond dat er niets aan de hand was.

Er zijn voortdurend nieuwe feiten die naar voren komen, soms halve feiten maar het beeld dat is ontstaan en dat is een terecht beeld, is dat de overheid en andere betrokkenen niet bereid zijn of in staat zijn om op dit moment de openheid te geven die nodig is bij soort omstandigheden. Dat is een understatement.

Het feit dat angst ontstaat, bij hulpverleners, mensen in de Bijlmer en andere betrokkenen heeft veel meer te maken met die houding dan met het feit dat de journalistiek punten naar boven haalt. Waarmee ik niet wil zeggen dat de journalistiek niet foutloos opereert. Als ik bij Maarten Huygen aansluit dan wil ik zeggen, het moet je ambitie zijn om foutloos te opereren in alle omstandigheden, en ook om verhalen, en dat is mijn definitie van hypes, die naast de werkelijkheid staan, niet te brengen.

JOHN JANSEN VAN GALEN: dit is het verhaal van het verarmd uranium in de Bijlmer, BORIS DITTRICH?

BORIS DITTRICH: Ja, ik ben het er mee eens dat de overheid in de hele kwestie van de Bijlmer absoluut niet op een goede manier gereageerd heeft, maar het ging mij even om de meneer die in het NOS-Journaal vertelde namens de Stichting Visie dat er onderzoek was naar uranium in de ontlasting en dat kwam door het vliegtuig waar ze bij geweest waren...

HANS LAROES: maar had hij ongelijk? Volgens mij moet dat nog worden vastgesteld.

BORIS DITTRICH: allerlei deskundigen zeiden dat die conclusies absoluut niet deugden

HANS LAROES: maar er waren weer andere deskundigen die daar niet van overtuigd waren.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Goed, we hebben al een voorbeeld waarover verschillende wordt gedacht. Jean Mentens heb jij een kras voorbeeld van een mediahype bij de hand.

JEAN MENTENS: voorop denk ik dat dat vliegtuig tot aan de nok toe vol zat niet met verarmd maar met verrijkt uranium dat diende ter ondersteuning van het Israëlische kernproject.... Iedere journalist heeft de plicht om dat te blijven uitzoeken totdat ie de onderste steen boven heeft en en politici daar ernstige vragen over gaan stellen.

JOHN JANSEN VAN GALEN: het bleek niet de onderste steen boven te zijn..

JEAN MENTENS: maar verder denk ik dat noch in het filmpje noch in de voorbeelden die Peter of Maarten hebben gegeven een voorbeeld te vinden is van een echte mediahype.

JOHN JANSEN VAN GALEN: wat is jouw voorbeeld?

JEAN MENTENS, behalve dat ikzelf het slachtoffer ben geweest van twee mini hypejes als hoofdredacteur van Hart van Nederland en die zijn te klein voor zo'n sjiek publiek, zou ik in zijn algemeenheid zeggen dat de mediahypes in Nederland van de maat zijn van een muis in vergelijking met landen met een rijke tabloid cultuur. Als je ziet hoe die de hypes opfokken, ze verzinnen en er dan mee aan de slag gaan...

De definitie van hype zou moeten zijn iets wat op onwaarheid of een halve waarheid of een vermoede waarheid berust, opkloppen met z'n allen in de media. En dat gebeurt godzijdank in Nederland bijna niet. Ik dat waar we de voorbeelden van hebben gezien allemaal hele legitieme dingen zijn waar mensen in de straat of op het werk heel erg mee worstelen, en journalisten zullen dat herkennen en erover publiceren.

JOHN JANSEN VAN GALEN: kun je een paar voorbeelden van halve waarheden, de Apeldoornse meidenbende bijvoorbeeld, de vleesetende bacterie, en eigenlijk de hele gekke koeien ziekte?

JEAN MENTENS: de gekke koeienziekte is een twijfelgeval want die gekke koeien, die zijn er en of wij daar ziek van worden is een ander verhaal, maar inderdaad die meidenbende in Apeldoorn. Maar dat soort zaken bloeden ook heel snel dood bij gebrek aan maatschappelijke voeding. en die dingen die wij hier in die filmpjes tot hype hebben gepromoveerd dat lijken mij allemaal hele legitieme onderwerpen om een keer een brede maatschappelijke discussie over te hebben. Die gevoerd moet worden door journalisten daar zijn ze voor.

HANS LAROES: ik vind dat bij hypes min of meer , willens of wetens halve waarheden tot grote koppen worden gemaakt en dat komt naar mijn idee nauwelijks voor. Ik vind van Baalen een beetje een voorbeeld van een mediahype , een kleintje,

JEAN MENTENS: het zit er tegenaan.

HANS LAROES: maar ik vind dat daar een onevenwichtig opereren van de journalistiek aan de orde.

MAARTEN HUYGEN: het waren wel feiten, er kwam een brief los met zijn handtekening, hij heeft dat nooit duidelijk weerlegd wat er allemaal gebracht werd in de berichtgeving over van Baalen. Hij werd niet bestraft ervoor, hij mocht niet bij de VVD...ja dat vond ik ook niet echt een zware sanctie...

JOHN JANSEN VAN GALEN: Nu de omgekeerde vraag, Dittrich, er is van alles genoemd Diana, Tjoelker, Kösedag, Gümüs, versterving, Groningen, we krijgen nog straks Bolkestein en de MSD, de wenende Maria, wat valt nu volstrekt niet onder het begrip mediahype?

BORIS DITTRICH: ik vind intensieve media-aandacht iets heel anders dan een mediahype, want bij mij wekt het woord mediahype een soort associatie op met iets wat losgezongen is van de feiten, waar iets van onwaarheid in zit, van een soort draaikolk van emoties, waarvan ik vind dat de journalistiek zich daar niet voor zou moeten lenen. De affaire Gümüs vond ik een zeer intensieve media aandacht maar op zichzelf vond ik het een heel belangwekkend onderwerp waar Gümüs een symbool was voor een grotere groep mensen in min of meer vergelijkbare situaties en ik vond het op zichzelf juist dat daar aandacht voor gevraagd is. Misschien kreeg het door de zomerperiode wat meer aandacht dan normaal, dat vind ik niet zo interessant. Bij een hype heb ik gevoelsmatig iets van hier klopt iets niet, als je achteraf kijkt blijken de feiten toch heel anders geweest te zijn. Maar het gevolg van zo'n mediahype kan wel zijn dat daar allerlei maatschappelijke krachten ontstaan bijvoorbeeld in de politiek die tot beslissingen leiden die soms onherstelbaar kunnen zijn personen, of tot situaties, die je als je terugkijkt, onrechtvaardig zou kunnen noemen.

JOHN JANSEN VAN GALEN: daar komen we nog op, op de gevolgen

JEAN MENTENS: Effe Gümüs het was duidelijk dat dit niet gefueled werd door de media zelf. De politiek is met Gümüs zo lang bezig geweest, die draaikonterij in Den Haag duurde zo lang dat iedereen daar zo woedend over werd. Het gevoel dat daar rechtvaardigheid behoorde te zijn overheerste waardoor journalisten almaar meer mensen en situaties vonden om te bewijzen dat Gümüs gewoon blijven moest. Dus dat is typisch het verhaal van geen hype.

MAARTEN HUYGEN: dat is heel onbevredigend afgelopen. De man is zelf slachtoffer geworden, want als er niet zoveel aandacht was geweest zat hij nu in dit land. Dit soort zaken pleegt geruisloos via geritsel wel eens door de staatssecretaris toegelaten te worden en op zich is daar helemaal niets op tegen.

BORIS DITTRICH: Je stelt als feit dat de media aandacht ertoe geleid heeft dat Gümüs het land moest verlaten, maar men heeft het eerst buiten die media om geprobeerd om een andere beslissing te krijgen, dat is niet gelukt en vervolgens is die media aandacht gekomen.

JOHN JANSEN VAN GALEN: je kent die voorbeelden toch wel, mensen die in dezelfde situatie als Gümüs zaten en waarover geen publiciteit is geweest en die inderdaad via kanalen bij justitie toch mochten blijven?

BORIS DITTRICH: nee die voorbeelden ken ik helaas niet, ik ken juist veel meer gevallen van mensen waar de media zich niet over opwonden en die ook het land uit zijn gezet.

JOHN JANSEN VAN GALEN: wat is volstrekt geen mediahype Hans Laroes?

HANS LAROES: Ik vind dat bij geen van de voorbeelden echt sprake is van een mediahype. Een mediahype in mijn definitie is een verhaal dat zich naast de werkelijkheid afspeelt en naar mijn idee ook iets waar bewust halve waarheden worden gebruikt. En in al die verhalen die aan de orde zijn geweest , uitgezonderd Van Baalen, waarbij een studievriend wat makkelijk karaktermoord mocht plegen , maar geen van de verhalen zijn mediahypes geweest. Het zijn wel verhalen, dat is een kwestie van definitie, die voldeden aan andere kenmerken, namelijk een intensieve media aandacht, en de door de hoofdpersonen gevoelde -de vraag is of dat nodig is- noodzaak om onmiddellijk te reageren. Groningen is daar een beetje een voorbeeld van.

In de verschillende stukken over Groningen wordt gezegd, daar kwamen zestien camera's alsof dat iets bijzonders is en iedereen ging daar maar inpraten. Dat kan zo zijn, maar je moet je afvragen ook als bediener van de media of je altijd wil meedoen aan de vragen die de media stellen. Soms moet je zeggen: 'ik doe hier niet aan mee want mijn oordeel is nog niet afgewogen'. Maar er zijn maar weinig mensen die zich kunnen onttrekken aan die intensieve media aandacht, die er kan zijn.

Docters van Leeuwen, de muiterij, ik vind het een absoluut voorbeeld van hoe de journalistiek dient te opereren, waarbij ik niet wil zeggen dat iedere uitgezonden of geschreven zin altijd heeft gedeugd, maar zo moet het.

Je moet in de journalistiek veel last hebben van opwinding en je moet je laten verbazen door wat zich afspeelt. Maar wat je ook moet doen is op de tweede dag meteen op zoek gaan naar achtergronden en beweegredenen. Ook dan zal je niet altijd het beeld compleet hebben, maar er is geen enkele reden om er niet over te schrijven. Je moet niet altijd pretenderen de complete waarheid in je krant of op je tv te hebben, je mag ook best aangeven welke vragen er over blijven. Maar als je je niet met z'n allen, intensief, voor mijn part met 26 camera's op de stoep bij justitie meldt, op het moment dat er zich zoiets afspeelt als het conflict tussen de PG's en de minister van justitie, dan deug je naar mijn idee als journalist niet.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Is dat zo Dittrich de berichtgeving over de PG's een voorbeeld van een deugdelijke maar intensieve verslaggeving of was het een mediahype?

BORIS DITTRICH: ik vond dat dat een mediahype was, Maarten zei dat het ging om een strijd tussen justitie en het OM, maar dat was niet aan orde op dat moment, er was toen een rechtspositioneel conflict. Niet om al te zeer op dat voorbeeld in te gaan, maar een Procureur Generaal met een betaalde bijbaan die een onderzoek wellicht had gestuurd, kwam in conflict met minister over de rechtspositie. Vervolgens stonden daar inderdaad allerlei journalisten op de stoep, terecht, want die dachten dat er wat aan de hand was. Maar wat ik onzorgvuldig vond, is dat er allerlei verhalen in de wereld kwamen dat de rechtsstaat op zijn grondvesten stond te schudden. En er werden allerlei zogenaamde feiten gepresenteerd die avond en ook nog de volgende dag en achteraf als je kijkt wat er toen aan de hand was, had het een veel geringere impact.

En dan kan het best zo zijn dat journalisten op dat moment ook niet precies weten wat er aan de hand is, en ik zeg ook helemaal niet dat ze daar niet op de stoep moeten gaan staan, maar ik vind wel dat ze dan in hun verslaggeving tot uitdrukking moeten brengen dat zij het ook niet weten. Dat er misschien iets aan de hand is, maar niet iets als een feit brengen wat er niet is.

HANS LAROES: Dat laatste is waar, wat je in het begin zegt is onwaar. Zaken als deze vallen niet te beperken tot een rechtspositionele kwestie, er is veel meer aan de hand. Er zijn relaties met wat er in Groningen gebeurt, met de affaire Lancee, met de wijze waarop de verhouding tussen het OM en het ministerie is geregeld. Dat alles balt zich samen in dat ene conflict op dat moment, dat kenmerken had van een rechtspositioneel conflict, maar ook meer dan dat. Voor mij is nog steeds niet aangetoond dat de zaken die op die dag zijn gemeld, en die de volgende dag in alle kranten hebben gestaan in ongeveer gelijke bewoordingen, onjuist waren. Er zijn wel hoofdrolspelers die wel willen dat ze onjuist waren of die graag willen dat het allemaal anders zit, maar tot nu toe is niet vastgesteld, ook niet op basis van bronnenonderzoek, dat het verhaal wat we hebben gebracht , dat zich dat niet heeft afgespeeld.

JEAN MENTENS: Veel gevoel van hype spruit voort uit het feit dat veel journalisten elke dag opnieuw die krant of dat tv-programma zelf zoekende zijn naar de waarheid. Je kan van journalisten niet verwachten dat als ze over kanker schrijven dat ze even onderlegd zijn als de arts en als ze over Docters van Leeuwen schrijven, dat het gedegen juristen zijn en dat als ze schrijven over maatschappelijke problemen als zinloos geweld dat het doorgewinterde sociologen zijn. Ze  zijn zelf de hele tijd op zoek naar de waarheid van die dag, met z'n allen. Die misschien op grond van nieuwe informatie de volgende dag gerectificeerd moet worden en dan lijkt het wel alsof ze constant bezig zijn iets op te kloppen maar het publiek eist van de journalist dat die opschrijft of uitzendt wat die dag waar is. De mensen lezen niet de New Scientist over kanker, ze kijken naar tv of lezen de krant omdat ze eigenlijk best wel weten dat daar op een bevattelijke manier iets waar een journalist eerlijk mee omgaat, over wordt geschreven waar zij ook iets aan hebben.

MAARTEN HUYGEN: Dat is ook precies hoe een rechtspositioneel geschil uitloopt tot een hele grote affaire tussen justitie en het ministerie, dat ligt niet aan de pers, maar aan het feit dat officieren van justitie er on the record over gingen praten en het een heel groot probleem vonden. Het had ook te maken met de positie van Docters van Leeuwen zelf, zoals tegenwoordig ook bij de moderne gemeentescretaris die benoemd wordt om de boel op orde te brengen en dan een bijna politieke rol gaat spelen. Al deze achtergronden zie je dan plotseling door elkaar wirwarren tot een hele grote zaak en dat ligt niet aan de pers. De pers wordt gebeld door Jan en alleman die willen vertellen hoe ze dit conflict zien en dat ze dit zien als een grote crisis. Dus het is niet zo dat de pers denkt, hier is een rechtspositioneel conflict en we maken er wat leuks van, het is zo dat alle betrokken partijen er iets groots van maken en zo ontstaat grote emotie en een grotere affaire.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Vasterman alle vier gesprekspartners hebben op hun eigen manier de hype die je hier hebt neergezet nogal gerelativeerd.

PETER VASTERMAN Ik vind het idee dat het alleen maar iets zou zijn wat niet helemaal waar, of wat helemaal naast de feiten gaat, dat vind ik een beperkte opvatting van een hype. Die zijn er dus wel die voorbeelden, zoals de Apeldoornse meidenbende enzovoorts, maar wat ik veel belangrijker vind is dat er een escalatie op gang komt, een dynamiek, waardoor wij allerlei dingen gaan zien. Als zinloos geweld eenmaal speelt dan is het opmerkelijk dat we al die incidenten op de voorpagina's zien een week lang of twee weken lang. Na een paar weken is dat weer helemaal voorbij. Het afgelopen weekend zijn er weer een paar incidenten geweest waarbij zelfs een dode is gevallen en daar is nauwelijks aandacht voor, dat geeft aan hoe selectief dat gaat, heel toevallig. Dat staat ver af van alleen maar de waarheid weergeven.

HANS LAROES: Het klopt wel dat je dat soort mechanismen, hoe dat werkt ook moet bekijken , die plotselinge fixatie van de media, maar als je die redenering wat al te ver doortrekt dan zou je ook kunnen constateren dat er nooit aandacht aan incest had moeten worden geschonken. Dat is ook iets dat namelijk redelijk plotseling in de media naar voren is gekomen en waarvan een andersoortige werking is uitgegaan. Dat maakt, en dat is een taak van de media, die problematiek wel bespreekbaar. Het heeft jaren geduurd, maar er wel een zekere ordende werking vanuit gegaan. En dat kan je niet alleen maar afdoen met het is niet goed dat de media in een beperkte periode, of die nou twee weken of drie jaar duurt, zich fixeert op een verhaal. Zo werkt de journalistiek, er zijn in de journalistiek momenten waarop je je fixeert op bepaalde zaken en hoe anderen daarop reageren. De Wao is langdurig een probleem geweest, hoor je ook niets meer over, maar er zijn bijna kabinetten over gevallen, wat niet wil zeggen dat de Wao-problematiek weg is. Dat zijn mechanismen waarvan het aardig is om ze bestuderen, maar waarbij je ook niet veel verder komt dan verklaringen dat het nou eenmaal af en toe zo werkt.

PETER VASTERMAN. Dat voorbeeld noemde ik niet voor niets, die ontuchtzaken die we gehad hebben, toen kon je een jaar later in verschillende kranten lezen dat seksueel misbruik op scholen enorm was toegenomen, kijk en die toename is voornamelijk een kwestie van meer melden, meer aandacht voor krijgen, dat is wat jij noemt bespreekbaar maken maar als je vervolgens dat soort koppen ziet staan dan gaat er natuurlijk wel wat mis, journalistiek gezien.

HANS LAROES: Er is altijd een statistische vertekening, op het moment dat iedereen zich over fietsendieven gaat drukmaken dat dan de tellingen dat ook tot uitdrukking zullen brengen en dat geldt ook voor ontucht op scholen.

Pauze

JOHN JANSEN VAN GALEN: Ik stel voor dat we het stadium van de begripsbepaling achter ons laten, niet dat we er helemaal uitgekomen zijn, iedereen zal zo zijn eigen definitie hebben. Bij Peter Vasterman was die heel ruim want daar vielen ook hypes onder die positieve gevolgen hadden, bij Mentens was die heel smal, daar ging het bij mediahype alleen om bewust gemaakte fouten, dat zullen er niet veel zijn. Ik heb eigenlijk het idee dat het oorspronkelijk Amerikaanse begrip mediahype slaat op commercieel geregisseerde massale publiciteit zoals rond Connie Palmen, maar het lijkt me nu tijd dat we overgaan tot de moraal van dit verhaal, wat zijn de gevolgen, zijn er slachtoffers en als het allemaal zo erg is wat zijn dan eventueel de remedies tegen deze hyperventilatie in de media.

We gaan direct over na de zaal, nadat wij ter inleiding nog een nieuw filmpje van de studenten van de School voor de Journalistiek. (De video bevat vier stellingen:

De zaal

JIKKE Zijlstra, studente journalistiek Groningen, ik heb vraag aan Maarten Huygen, over Diana en de media: op welke manier zijn de serieuze bladen, de kwaliteitspers meegegaan in de hype? Terwijl het eigenlijk meer iets zou zijn voor de roddelbladen?

MAARTEN HUYGEN: Drie redenen: de eerste reden is dat je zegt men is ergens opgewonden over en dat is al heel bijzonder. Als ik correspondent in Engeland was geweest had ik er zeker veel over geschreven. Zeker om de totaal onbegrijpelijke massale opkomst bij de begrafenis van een niet-lid van de koninklijke familie die bovendien gescheiden was. Heel opmerkelijk verhaal. Heel opmerkelijk dat de wereld daarmee bezig is. Het is misschien een beetje schijnheilig om alleen maar wetenschappelijke redenen te noemen, het was natuurlijk ook gewoon een lekker verhaal, tuurlijk. De foto's waren mooi...

JEAN MENTENS: Ik heb ook bij Diana niet echt het gevoel dat er sprake is van een mediahype en ik denk dat ik het kan bewijzen met een ander voorbeeld. Boudewijn stierf en iedereen dacht die suffige koning daar loopt niemand meer voor warm en iedereen is blij dat ie naar het hiernamaals is vertrokken en wat bleek? Half België ging naar Brussel om die man te eren. En daar is ook journalistieke aandacht aan besteed. Diana sterft in een dramatisch ongeval en die Britten gaan allemaal de straat op. Ik heb met vrienden in Londen gebeld en die vriendin ging ook haar bloemetje naar Buckingham Palace brengen, dus dan denk je, ja, als journalist moet je hier kamerbreed mee omgaan want anders doe je je publiek onrecht aan. Je wilt gewoon zo breed als het kan iets vertellen over die mevrouw en de reacties. Opnieuw geen hype, maar journalistieke berichtgeving.

MAARTEN HUYGEN: In het kerstnummer hebben we later nog een prachtig interview gehad met de regisseur van die begrafenis, BBC dat was bijna Leni Riefenstahl nummer twee , het was ongelooflijk dat geeft je dan toch wel heel veel inzicht in zo'n gebeuren.

Zaal, dat maakt de hype wel verantwoord begrijp ik?

Steffie, student van de School voor de Journalistiek. Diana was sowieso een hype want er sterven weet ik hoeveel miljoenen mensen op de hele wereld, dramatisch of niet dramatisch en wat heeft zij gepresteerd in de hele wereld? Geen moer, ze gaat dood, heel jammer, maar wat hebben wij in Nederland ermee te maken dat zij daar bloemen gaan leggen? Slaat nergens op. Bovendien wil ik nog wat zeggen op het zinloos geweld verhaal , geweld is altijd zinloos die wie dat bedacht heeft, zinloos geweld is nonsens verhaal en er worden natuurlijk al sinds jaar en dag mensen doodgeschopt of geslagen, ook ten onrechte, maar nooit echt wat over gehoord en dan krijg je plots allemaal dramatische verhalen in de krant , iedereen wordt steeds maar banger, oudjes durven niet meer te pinnen op straat. Je moet berichten maar het gaat erom hoe je bericht, ik vind het gewoon overdreven berichtgeving.

HANS LAROES: zo worden er heel veel verhalen op een hoop gegooid en vooral jouw morele oordeel over gebeurtenissen. Wat Diana betreft, ik vind dat de aandacht voor Diana in zijn totaliteit overdreven is geweest, maar de enige discussie die op maandagochtend nog gevoerd kon worden is de vraag wie er het eerste op de zender was. En die eerste week kon niet eens meer gediscussieerd worden over de hoeveelheid uren die aan Diana zijn gegeven, want dat was politiek/journalistiek incorrect. Maar los daarvan is Diana wel een opmerkelijk verhaal en ik vind dat je als journalist over opmerkelijke gebeurtenissen ook in andere landen moet berichten. Zeker als ze tot onze belevingswereld behoren. Want het is heel opmerkelijk dat een heel land op die manier in het ongerede raakt, massaal rouwt, daarvoor ook het vrij nieuwe medium televisie gebruikt, dat er een zeker verzet in is tegen de gevestigde orde, dat er een nieuwe premier is die ook moet proberen het koningshuis die dreigende revolutie te besparen, dat zijn allemaal elementen waarvan ik vind dat de journalistiek ze tot op het bot moet onderzoeken en dat mag best intensief en een lange periode achter elkaar, alleen je moet ook kunnen discussiëren over de vraag of het niet teveel is geweest. Hetzelfde geldt voor Tjoelker en Gümüs dat zijn verhalen die een zekere scharnier zijn van de opinievorming bij het publiek en in de politiek. Het zijn verhalen die iets in gang zetten en dat is onderdeel van hoe het gaat in de maatschappij en daarover moet je berichten.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Vasterman schudt zijn wijze hoofd.

PETER VASTERMAN: Wat me opvalt is dat je er heel sterk vanuit gaat dat de journalistiek alleen maar gebeurtenissen verslaat, alsof je alleen maar feiten verslaat, er is blijkbaar aandacht voor Diana dus verslaan we dat, wat voortdurend buiten de boot valt is dat die hele massale aandacht van de media ook een heel stimulerend effect heeft. Dat maakt allerlei reacties los, het maakt het groter, er gaan nog meer mensen op straat, nog meer mensen gaan zich er druk over maken en dat effect mis ik in je betoog, het is heel eenzijdig wij verslaan alleen maar..

HANS LAROES: Het effect doet zich wel voor, maar er doen zich wel meer effecten voor en dat hoort bij het werk. In de film wordt de veronderstelling geuit dat het mede uit commerciële motieven of kijkcijfermotieven of verkoopmotieven zo is dat hypes worden vergroot. Naar mijn idee zal dat in de verhoudingen AD-Telegraaf wel spelen, zie de Kösedag affaire, maar voor het NOS Journaal is het veel belangrijker dat het regent of mooi weer is dan wat RTL uitzendt. Dat is allemaal heel relatief. Je trekt er geen enkele kijker meer door. Door al dan niet opgewonden over Diana te berichten. Misschien dat er op den duur een markt is voor hype televisie, maar ik vraag me af of dat hier van de grond zal komen.

BERT KEIZER, ik ben verpleeghuisarts

JOHN JANSEN VAN GALEN: we kennen jou van de film!

BERT KEIZER wat ons is overkomen in de verpleeghuiswereld, uw suggestie dat u gebeurtenissen verslaat was daar helemaal niet aan de orde. Er werd ingespeeld op de angst voor ouder worden en doodgaan en de suggestie die in de media een eigen leven is gaan leiden is dat in verpleeghuizen mensen dood gemaakt worden. Ik kan niet zeggen dat het gevolg van die hype is geweest dat er minder mensen worden doodgemaakt, want er werden nooit mensen doodgemaakt in verpleeghuizen en het gevolg van de hype is alleen maar geweest dat dat lullige image een extra sterretje heeft gekregen door die aandacht. En dat is volkomen negatief.

HANS LAROES: Ik heb niet gezegd dat media alleen maar verslaan, neem die affaires Kösedag en Gümüs, daar wordt door sommige media besloten om daar een verhaal van te maken. Soms gaat dat op basis van automatismen, soms op basis van het idee, Tjoelker bijvoorbeeld, hier speelt een verhaal daar moeten wij aandacht aan gaan besteden, want het lijkt een incident, maar het is veel meer dan dat, het is een topje van een veenbrand. Wat het Blauwbörgje betreft ik denk dat op het moment dat familieleden denken dat hun familielid, hun vader door uithongering of verdroging om het leven wordt gebracht, terwijl dat niet zijn intentie is en die man later ook kon aangeven dat hij nog niet helemaal aan het eind van zijn Latijn was, dan is het op zichzelf relevant om je af te vragen, hoe gaat dat dan?

BERT KEIZER: dat vond ik zo lullig van het debat, de journalisten gingen dan naar de verpleeghuizen toe maar lieten zich niet afschepen met de feiten.

HANS LAROES: u beleeft de feiten op een andere wijze dan die familieleden. Dus je kan in dit soort omstandigheden niet zeggen dat je met wetmatigheden werkt. Het gaat niet om de feiten, maar om de interpretatie van de feiten, om de vraag wat het effect is geweest van een handeling. Het feit dat iets negatief wordt uitgelegd wil niet zeggen dat iemand bewust een verkeerd besluit heeft genomen, maar ik vind dat je ieders handelen ook dat van de arts in een verpleeghuis ter discussie moet kunnen stellen in de journalistiek. Waarbij je dat wel heel zorgvuldig moet doen. je moet er niet op uit zijn om iemand het slachtoffer te laten worden.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Dat is het effect waar Keizer over spreekt, wat vind jij van dit voorbeeld Dittrich?

BORIS DITTRICH: Ik vind dat er toen heel eenzijdig een sensationeel verhaal is gebracht, wat sensationeel was omdat familieleden dat als een groot onrecht ervaarden, maar die hadden ook nog niet kennis van de feiten. Nou pleit ik er niet voor dat je niks mag doen totdat alle feiten bekend zijn, maar je kan wel in de manier waarop je iets brengt twee kanten van een zaak naar voren brengen en juist bij mediahypes vind ik dat journalisten vaak heel erg achter elkaar aanrennen, dat ze geen tijd nemen om te kijken wat er aan de hand is maar dat ze allemaal voor een deadline zitten en allemaal afwegen 'doen we mee of niet' en dan nemen ze het risico maar en voordat je het weet buitelt iedereen over elkaar heen. De echte feiten die worden dan niet weergegeven maar men schrijft meer van elkaar over en neemt meer van elkaar over, zonder dat die oorspronkelijke bron terdege onderzocht wordt.

JEAN MENTENS: Dat boetekleed moeten we ons wel aantrekken dat de snelheid waarmee je nu verplicht wordt te werken vooral als tv en als radio, dodelijk is voor de accuratesse. Of dodelijk zou kunnen zijn. Dat is een grote bekommernis voor mij en mijn redactie dat we ons niet laten vangen aan de snelheid waarmee we dingen willen brengen want het klopt dat de media, de een volgt de andere, je moet je voorstellen we staan allemaal aan de startstreep het schot van het feit wordt gelost en dan probeert iedereen zo snel mogelijk het lint te bereiken. Die snelheid is misschien niet altijd goed voor de diepgang.

Zaal, Henri 't Zant, ik ben journalist er is een hype die echt een mediahype is geweest en dat was het proces van de Hakkelaar, waar iedereen gek geworden leek te zijn, waar officieren van justitie niet meer wisten hoe ze zich moesten gedragen, waarin advocaten echt gekker dan gek bleken te zijn en alle aandacht kregen, waar ook verslaggevers aan mee gingen doen. Ik zag 's avond verslaggevers live in Nova staan terwijl er al om zes uur niemand meer op het terrein te bekennen was. kortom was dat een hype waar alles uit proportie was zeker als je ging bekijken waarom de rechtszaak eigenlijk ging.

Zaal, Eva Marije Smit, journaliste: u beschreef net het probleem van de snelheid die we allemaal moeten betrachten, maar mijn vraag is dan, wat doe je daar aan, hoe stuur je je verslaggevers, hoe stuurt u ze op pad? Heeft u tegelijkertijd een researcher achter de schermen op het verhaal zitten om de dingen te checken, wat doet u?

JEAN MENTENS: Men verwacht van de journalist als het zijn vakgebied betreft dat hij even gespecialiseerd en even grondig geschoold is. Dat is niet zo, journalisten leren het journalistieke vak en hebben dan blijkbaar een kaartje op zak waarmee ze over artsenij, over maatschappelijke evoluties over politiek en noem maar, op iets mogen vertellen. Ik merk het zelf ook als ik in iets heel erg goed thuis ben en ik lees dan daarover een verhaal in de krant dan kan ik er ook zo gaten in schieten. Dat is heel vervelend en ik kop de bal net zo graag terug, wat doe je er aan? Vooral bij tv is het heel moeilijk om een bende achtergrondjournalisten alles te laten uit researchen als elke avond dat bulletin eruit moet. Je zet mij ermee op het verkeerde been, want ik heb er geen antwoord op.

HANS LAROES: Dat vind ik iets te defensief, want ik vind dat als je werkt bij een medium als het onze dat je steeds vaker dan vroeger direct, of bijna direct berichtgeving pleegt over allerlei zaken pleegt of het nu over Suharto gaat of over Tjoelker dan moet je zorgen dat je dat aan kan, dan moet je zorgen dat je op het moment dat iets speelt, dat je zoveel mogelijk van de feiten op een rijtje hebt, en dat begint al bij de eerste vraag namelijk ga je dit onderwerp maken? Ga je naar dit onderwerp met live faciliteiten of doe jet het anders? Ben je in staat en bereid om een onderwerp weg te gooien? Of in onze terminologie tot een 'kortje' terug te brengen als het verhaal beperkter is dan het zich voordoet. Je moet simpelweg alle eisen die aan de journalistiek moet stellen die moet je blijven stellen of het nu gaat om berichtgeving over vijf minuten of over 24 uur, die moet altijd zorgvuldig zijn. Ik vind dat je de ambitie moet hebben om onder alle omstandigheden foutloos te opereren, waarbij je ook moet weten dat je niet foutloos kunt zijn in de journalistiek. Je moet het verhaal in zijn juiste proporties te brengen en je moet in staat zijn om als je het fout hebt gedaan om daar de volgende dag op terug te komen. Je moet zo snel mogelijk na de eerstelijns nieuwsvoorziening ook achtergronden zoals bij de affaire Docters van Leeuwen geven. Het publiek en de journalistiek moet dat als eis hanteren. Feit dat je snel moet zijn, mag nooit een excuus zijn om onzorgvuldig te zijn.

JOHN JANSEN VAN GALEN: En dat voorbeeld van de Hakkelaar Dittrich?

BORIS DITTRICH:, Ik wil nog even op JEAN MENTENS: reageren, niet iedereen kan een arts of een wetenschapper zijn ,dat snap ik allemaal wel . Maar wat ik wel vaak tegenkom is dat als er snel nieuws gebracht moet worden dat de research van een journalist dan bestaat uit het opentrekken van een knipselmap, waar stukken van andere journalisten inzitten.

MAARTEN HUYGEN: Absoluut niet, je moet altijd zelf verifiëren.

HANS LAROES: Zo stellen kamerleden vragen,

BORIS DITTRICH: Bij de tv-journalistiek merk je dat dat de research is, want er is een deadline, die band moet nog naar Hilversum, er moet nog in geknipt worden, dus het echte onderzoekswerk waarvan ik zeg dat hoort wel bij een journalist thuis, hoor en wederhoor, zelf checken, daar zet ik vraagtekens bij.

HANS LAROES: Maar als je hoor en wederhoor niet toepast dan functioneer je dus niet..

Zaal: voorbeeld Huybregtsen.

HANS LAROES: Een verhaal dat niet waar is, kan desondanks een heel proces in werking zetten.

JEAN MENTENS: Mijn programma heeft niet die ambitie om die achtergronden te brengen. Ik denk dat de veelheid van journalistiek..

JOHN JANSEN VAN GALEN: Maar daarom moet je ze toch nog wel kennen?

JEAN MENTENS: Natuurlijk, ik onderschrijf de stelling van Laroes,

HANS LAROES: Maar ik onderschrijf niet wat hij net zei....

Jean Mentens: De journalistiek moet niet begrepen worden als dat ene programmaatje dat je die ene dag hebt gezien, maar dat het moet begrepen worden in de veelheid van de dingen die er allemaal zijn. Daarmee probeer ik mijn stelling te bewijzen dat de hype eigenlijk niet bestaat. Alle journalisten met al hun programma's, of al hun bijlagen in de krant, of de mensen die het dagnieuws willen brengen, dat allemaal samen dat moet iets duidelijk maken aan het publiek. En hoe het publiek daar dan mee omgaat dat is een tweede. De volledigheid van de journalistiek moet gezocht worden in de ganse bandbreedte. Als iedereen er zich dus mee bemoeit is er geen sprake van een hype maar van breed degelijk journalistiek werk.

Zaal: Ik vind het een beetje vreemd dat u geen rekening houdt met de doelgroep, want u zegt net zelf wat het publiek ermee doet dat is hun zaak. Een mediahype heeft ermee te maken dat de emoties belangrijker worden dan de feiten.

Zaal: Irene MeiJer, ik ben ook van het Persinstituut. Wat ik net uit die filmpjes haalde, was dat het kenmerk van die mediahypes is dat een bepaalde groep mensen helemaal niet aan het woord kwam. Mijn buurman BERT KEIZER heeft niet het gevoel dat hij goed in de pers aan het woord is gekomen. Ik denk dat meneer Ouwerkerk ook niet dat gevoel heeft gehad. Is dit ook een kenmerk van mediahypes dat één partij systematisch minder aan het woord komt omdat dat verhaal minder makkelijk ligt of dat dan de krant of het nieuws zich moet verontschuldigen dat ze eenzijdig tewerk zijn gegaan?

JOHN JANSEN VAN GALEN: Ouwerkerk is helaas weg maar BERT KEIZER is hier nog, hebt u het gevoel dat u te weinig aan het woord bent gekomen om uw kant van het verhaal te laten horen?

Zaal: Bert Keizer, Ik heb altijd het gevoel dat ik te weinig het woord krijg, maar deze keer hebben we het woord wel gekregen.

Zaal, Hendrien van de Weert, Ik heb een vraag voor Hans Laroes die zegt: wij kijken bij het Journaal of we een zaak aankunnen. Betekent dat dan ook dat als de zaak in Indonesië gaat spelen, dat u daar dan ook een Indonesië-specialist naar toe stuurt of gaat daar gewoon een algemeen verslaggever naar toe?

JOHN JANSEN VAN GALEN: Eerst Jean Mentens over je houdt geen rekening met de doelgroep.

JEAN MENTENS: De meeste journalisten wensen niet in doelgroepen te redeneren, want die wensen zich zo breed mogelijk te oriënteren. Ik kan me wel een bepaalde doelgroep bij het SBS publiek voorstellen, maar ik hoop dat mijn nieuws ook aantrekkelijk is voor andere mensen. Ik denk dat het publiek eisend is naar de journalistiek toe, breng mij die verhalen want ik wil dat weten, ik zit zelf in dat maatschappelijke spanningsveld of ik wil daar toch van op de hoogte gebracht worden. Die eis van het publiek staat los van doelgroep, die hangt eerder samen met wat er dan op dat moment maatschappelijk aan de hand is. Ik denk dat het publiek ook nivellerend werkt en daar komen wij dagelijks achter. Wij doen heel erg veel moeite om de complexiteit te vatten in het bericht, maar het publiek wil heel graag alleen maar de hoofdlijnen. Kösedag is een goed voorbeeld, we hebben dat heel zorgvuldig aangepakt en dan blijkt dat de mensen dat heel selectief hebben opgevangen. Ze onthouden ervan wat ze wensen te onthouden. Het publiek brengt net zo min de nuances aan als de journalist. Omdat we met z'n tweeën geen specialisten zijn , dus die nuancering dat is vaak wat stoort.

Hans Laroes: Blauwbörgje ook nog, wat een rol speelt in dit soort omstandigheden is dat een organisatie die wordt aangeklaagd in de media vaak in het defensief gaat. Wat het voor ons moeilijker maakt hoor en wederhoor voor de camera toe te passen. Ik weet niet of dat in deze specifieke omstandigheden zo was, maar het is wel een gegeven waar ik mee zit, dat er een aangeklaagde partij is en een zich verdedigende partij die besluit de eerste paar dagen zijn mond te houden. Ook als je op zoek bent naar hoor en wederhoor, dan nog is een partij die niet het woord voert, altijd in de verdediging en dat is een van de problemen in deze zaak geweest.

Zaal, Bert Keizer, Sommige zaken vallen onder het beroepsgeheim.

HANS LAROES: Dus krijg je een verhaal hoe het Blauwbörgje in algemene zin omgaat met zoiets en dat heeft iets defensiefs met 't effect dat de kijkers denken, 'dat zegt ie wel, maar...'.

Het andere verhaal ligt veel genuanceerder, wij hebben een algemeen verslaggever naar Indonesië gestuurd met twee redacteuren die zich langdurig hadden voorbereid op Indonesië. En we hebben het zelf zo geregeld dat de correspondente die een paar maanden geleden uit Indonesië is uitgewezen ook in Djakarta was op de redactie om achter de schermen allerlei werk te doen. Maar om duidelijke redenen konden wij haar niet voor de camera zetten. Dat betekent dus wel dat de Indonesië specialist met alle contacten, vertegenwoordigd was, alleen naar buiten toe hebben we met een algemeen verslaggever gewerkt.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Mag ik de vraag van Irene MeiJer voorleggen aan DITTRICH, is het niet algemeen een kenmerk van een mediahype, van opwinding, dat degenen die bereid zijn om te verklaren dat het allemaal heel erg is en gruwelijk voortdurend aan het woord komen en dat de mensen die zeggen ja het valt wel mee of het was vroeger ook al zo, dat die stelselmatig verwaarloosd worden, waardoor het inderdaad steeds erger lijkt?

BORIS DITTRICH: Volgens mij is een van de kenmerken van een hype dat er in de berichtgeving onevenwichtigheid zit, dat er snel gereageerd moet worden op een gebeurtenis, dat iedereen achter elkaar aanrent, en pas later als die stofwolken zijn opgetrokken, dat er dan een balans opgemaakt kan worden. Dat proefde ik ook uit de filmpjes dat dat zeker het geval is. Ik kan dat wel onderschrijven. Als je dan een afwijkende mening geeft, die niet sensationeel is dan moet je heel goed van de tongriem gesneden zijn om toch dat voor het voetlicht te kunnen brengen. Het extreme geluid is altijd duidelijker en daardoor aantrekkelijker om te brengen.

Zaal: Jo Bardoel, Universiteit van Amsterdam, we praten over mediahypes en we zijn het nog niet helemaal over eens of het er wel is of niet is en nu neigt de discussie naar 'waar gehakt wordt vallen spaanders'. Na ons komen wel weer andere journalisten van achtergrondmedia die ruimen dan op wat Jean of een andere collega heeft aangericht of anders krijgt het publiek de schuld. Dat vind ik allemaal best, maar ik heb als concrete vraag naar aanleiding van dit onderwerp wat toch al zo lang rondhangt dat we niet moeten uitsluiten dat er iets is. Is het onderwerp wel eens binnen de redacties besproken naar aanleiding van concrete voorvallen, zoals ze hier bijvoorbeeld genoemd zijn? En zijn daar conclusies aan verbonden in de zin van dat is zo niet goed gegaan, en hoe zouden we dat een volgende keer doen? Want mij lijkt toch dat een heel belangrijk zelfreinigend element voor de journalistiek zit in niet van hoe kun je achteraf constateren dat dingen fout zijn gegaan, maar hoe kun je voorkomen dat de volgende keer zoiets weer zo gebeurt?

Zaal, Ted Moren (?) Ik consumeer journalistieke produkten, ik heb er bewondering voor dat u op een politicus na die zich overigens ook heel keurig gedraagt, het voor elkaar hebt gekregen om zo'n verzameling heilige journalisten bijeen te krijgen. Ik hoor niemand spreken over dwang van de redactie om te scoren, ik hoor niemand over het feit dat na enige tijd van grote rust bij bijvoorbeeld een krant en teruggang van abonnees er toch enige druk wordt uitgeoefend, en ik druk me voorzichtig uit, om een bepaalde rubriek wat op te peppen, om op zoek te gaan naar hypes of ze te creëren. Of om op zoek te gaan naar scoops, die liggen heel dicht bij hypes, dat is levensgevaarlijk. Wanneer je die scoop publiceert, moet je die ander voor zijn, heb je hem helemaal kunnen checken, misschien zet je wel een hype in beweging? Dat betekent dat mensen aan uw kant van de tafel vak onder druk staan van het feit dat ze net een nieuw huis hebben gekocht en ook graag in dienst willen blijven. En dus zich hoeriger gedragen dan u allen zich hier voordoet. En dat vind ik jammer.

JOHN JANSEN VAN GALEN: twee vragen die op hetzelfde neerkomen, is er wel voldoende zelfreinigend vermogen in de journalistiek? Is er wel voldoende zelfkritiek? Want LAROES heeft gezegd al die instanties waar ik mee te maken heb, die reageren zo defensief nou een van de eerste dingen die opvalt is dat de journalistiek, wanneer aangevallen wel bijzonder defensief reageert. DITTRICH is er voldoende zelfkritiek?

BORIS DITTRICH: Ik vind van niet. Ik heb een paar maanden geleden in Trouw op de opiniepagina een artikel geschreven dat er plaats moest komen voor bezinning en ik vind dat ik dat als consument van journalistieke produkten veel te weinig merkt. Achteraf als een mediahype is uitgeraasd moet er een analyse plaatsvinden waar we allemaal kennis van kunnen nemen, van wat is er nou precies gebeurd, wat was de stand van de feiten, kon men toe dit schrijven of dit laten zien? En toen heb ik in dat artikel ervoor gepleit dat er dan een soort forum van gezaghebbende mensen zou moeten komen dat achteraf zou kunnen analyseren en dat ook zou presenteren. Zodat je daar met zijn allen, publiek en andere spelers op het veld, zoals politici, dat je daarvan kan leren en wie weet verandert dat iets. Daar ben ik voor verketterd, door journalisten, nee niet door een, het begon al met de kop in de krant waarin ik het gepubliceerd heb: daar stond 'Dittrich wil de pers controleren'. Vervolgens werd ik door tientallen journalisten gebeld die zeiden dat ik voor censuur was en als ik dan vroeg heeft u dan het artikel gelezen, toen zei eentje dat hij daar geen tijd voor had, want de deadline was al bijna verstreken, dus hij wilde meteen een interview afnemen over censuur . En dan wordt je opeens zelf onderwerp van zo'n storm en dan zie je hoe onzorgvuldig dat gaat.

MAARTEN HUYGEN: Er is een groot verschil tussen een scoop en een hype, een hype is iemand anders zijn scoop en die wordt dan op een gegeven moment zo belangrijk dat je er aan mee moet doen. Dan geldt er het probleem van de beschikbare tijd. Het voordeel van een scoop is juist dat je helemaal zelf de agenda kunt bepalen. Dus dat je pas publiceert als je ook alle feiten rond hebt, en als je ze niet rond hebt, publiceer je niet of een week later. Een heleboel dingen die we hebben verteld voor hypes gelden niet voor scoops. Ten aanzien van het voorstel van Dittrich, dat vind ik heel leuk en dat doen kranten ook die maken reconstructies van dingen achteraf en ik vind het ook het mooiste als de journalistiek of een of ander particulier orgaan dat in eigen hand zou kunnen houden. Waar ik bezwaar tegen heb is dat 'gezaghebbende', alsof een instelling van wijze mannen het uiteindelijke verhaal over deze gebeurtenis zou kunnen geven. Ik denk niet dat dat kan.

PETER VASTERMAN: Ik denk dat dat gezaghebbende forum ook wel wat te ver gaat. Omdat je er een reactie mee uitlokt van muilkorven, censuur, dingen opleggen enzovoorts. Ik denk ook. dat het heel moeilijk is voor zo'n forum of zo'n commissie om uit te maken wat de beste manier van handelen op dat moment was. maar dat neemt niet weg dat ik het ontzettend belangrijk zou vinden om terug te kijken op hypes, om terug te kijken op allerlei affaires, dat gebeurt toch veel te weinig. Liefst door een instantie die met journalisten samenwerkt of onderzoek waar journalisten aan meewerken, ik denk dat het ontzettend belangrijk is om vijf maanden later nog een terug te kijken en de zaak helemaal te reconstrueren, te zien wat de feiten waren hoe de journalistiek daarmee omgegaan is, wat de reacties zijn geweest van mensen en dan tot een soort oordeel, een soort evaluatie te komen. niet om mensen te veroordelen.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Zelfreiniging LAROES?

HANS LAROES: Dat is hoe het permanent gaat. Aan het begin van de avond is de zaak van kinderdoding genoemd, dat vind ik echt een ultiem voorbeeld daarvan. Waarbij je van tevoren moet nadenken over: wat als zich een volgend geval voordoet? En wat als Wolters gelijk zou hebben? Wat we toen gedaan hebben, is ook Wolters en zijn vakgenoten bellen over wat indien zich een volgend geval voor doet? En Wolters was toen bereid om in het Jeugdjournaal te verschijnen en hij heeft een vakgenoot afgevaardigd naar het 'grote mensen journaal'. Dus op het moment dat het zich voordeed, lag er een soort inhoudelijk draaiboek klaar van: wat doe je op zo'n moment, hoe leg je het uit? Wat toon je, niet al die beelden van die straat waar de mensen woonden, niet al die beelden van die huilende kinderen in de klas, enzovoorts, wat dat is alleen maar effectbejag, maar hoe ga je met een verhaal om dat op dat moment het meest opvallend is wat Nederland meemaakt. Zo kijk je ook terug op andere zaken. Wij concluderen in onze één-uur-vergadering van alles, dat een onderwerp goed was, slecht was, dat het een verkeerde opening was, dat het de verkeerde spreker was, verkeerde invalshoek. Het is teveel een karikatuur om te zeggen: wij hanteren een houding van daar waar gehakt wordt, vallen spaanders, we gaan weer verder.

PETER VASTERMAN: Dat blijft alleen maar intern natuurlijk.

HANS LAROES: Nee, de journalistiek had veel de neiging om zich in een ivoren toren terug te trekken en te zeggen wij zijn onafhankelijk, met onze afwegingen hebben jullie niets te maken. Ik vind ook dat je moet uitleggen op opiniepagina's en daarbuiten en hier, wat je gedaan hebt, en dat je in discussie moet gaan met degenen die in het nieuws hebben gestaan, zoals Ouwerkerk. Ik vind niet dat Ouwerkerk slachtoffer is geworden van een mediahype en terecht is afgetreden, maar je moet dat soort discussies wel voeren. Je moet niet pretenderen foutloos te zijn.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Jammer dat hij weg is.

JEAN MENTENS:. Aan Jo Bardoel, het liefst had ik drie redacties, eentje die vooruit werkte, eentje die de dag deed en eentje die terugblikt op de dag die ze net achter de rug hadden. Dat is niet de realiteit. Van Diana, Gümüs, Groningen, daarvan kan ik zeggen daarvan zijn gewichtige debriefings geweest met alle journalisten op de redactie die ermee te maken hebben gehad. Of we dat goed hebben gedaan. Dus die introspectie binnen de mate waarin dat kan binnen zo'n circus als de dagjournalistiek, is is er bij ons wel. Dus we proberen aan dat euvel echt te sleutelen.

BORIS DITTRICH: Als die introspectie er dan is, waarom wordt die niet naar buiten gebracht? Waarom laat je nou niet zien aan het publiek wat jullie criteria zijn geweest om af te meten of je je werk goed hebt gedaan?

HANS LAROES: Want hun gedragscode houden ze geheim.

JEAN MENTENS: Iedereen mag alles weten van onze afwegingen. Ik zal het nog sterker vertellen, zo'n debriefing dient om de volgende keer dat nog correcter en beter aan te pakken. We hebben geen rubriek met een nabeschouwing, we doen de debriefing intern en we halen daar de lessen uit voor het komende onderwerp.

MAARTEN HUYGEN: Het dagblad heeft de ingezonden brief en Amerikaanse actualiteitenrubrieken hebben nu ook ingezonden brieven, die ze aan het slot van hun uitzending behandelen, misschien ook een idee?

HANS LAROES: Een van de voorstellen van NOS is een media-achtig ombudsman programma te maken, ook voor dat soort dingen, zodat kijkers vragen kunnen stellen en je inzicht kan geven in selectie, afwegingen.

JEAN MENTENS: Er is een Raad voor de Journalistiek dat is natuurlijk de vorm bij uitstek om als je voelt of denkt dat je onrecht is aangedaan om verweer te zoeken. Of het kort geding, dat kan dus altijd. In de comités die het allemaal zo goed weten daar ben ik niet zo van overtuigd. Kijk maar naar het politbureau dat de Pravda uitgaf. Dan heb je wat DITTRICH wil.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Tenslotte DITTRICH, als die media ombudsman van de NOS bevredigend gaat functioneren dan is uw gezaghebbend forum

niet nodig?

BORIS DITTRICH: Nee, dat vind ik helemaal niet, we hebben juist geconstateerd dat door mediahypes ook allerlei andere elementen een rol gaan spelen in die wervelwind en het lijkt mij nou juist zo interessant om al dat soort op elkaar inspelende krachten achteraf te ontrafelen. Als een ombudsman op tv of van een krant alleen het journalistieke aspect benadert, vind ik dat te weinig. Ik zou het wat breder willen zien en misschien moet dat gezaghebbend forum niet altijd uit dezelfde mensen bestaan, als het maar mensen zijn die met een zekere wijsheid en kennis van zaken daarop terug kunnen blikken.

JOHN JANSEN VAN GALEN: Namens het Persinstituut en de School voor de Journalistiek dank ik u voor uw deelname en u voor uw geduldige aandacht.