maandag 21 december 1998

Recensie van McNair, B. (1998) The Sociology of Journalism. London, Arnold.

Het chaos model verandert power and privilige
Recensie van McNair, B. (1998) The Sociology of Journalism. London, Arnold. 

Gepubliceerd in De Journalist december 1998.

De massa- én media-hysterie rond Diana, het alles ondermijnende Clinton-Lewinsky-schandaal, de subversieve kracht van de Internet-geruchtenstroom, de snelle en chaotisch verlopende omslagen in de publieke opinie, de onstuitbare opmars van de communicatiegoeroe’s en de daarbij behorende pseudo-events, het zijn voor Brian McNair allemaal ontwikkelingen die de klassieke sociologische benaderingen van de journalistiek op het verkeerde been zetten. Decennialang hebben allerlei studies proberen aan te tonen dat de media uitsluitend gericht  waren op het bevestigen van de status quo (het geliefde woord uit de jaren zeventig) en het legitimeren van de heersende ideologie. Dit linkse ‘top down’ model werd weer bestreden door de aanhangers van de ‘liberale’ stromingen die de openbare sfeer  beschouwden als een voor iedereen toegankelijke publieke arena, waarin de media een waakhondfunctie vervulden. McNair probeert in deze inleiding in de sociologie van de journalistiek deze dichotomie van het competitie versus dominantie paradigma te doorbreken. Allerlei ontwikkelingen in de afgelopen jaren zijn immers niet te verklaren met deze modellen: waarom is er zoveel pluriformiteit als de economische mediaconcentratie mondiale vormen heeft aangenomen? Hoe kan de patriarchale ideologie op zijn retour zijn als de media de dominante ideologie verspreiden? Hetzelfde geldt voor racisme en homofobia aldus McNair die vindt dat de sociologie zich zou moeten concentreren op de dynamiek van de nieuwsproduktie en de factoren die daarop van invloed zijn. Hij kiest voor een ‘chaotic flow’ model waarin allerlei maatschappelijke actoren en ideologische stromingen met elkaar strijden om macht om issues te definiëren en toegang tot de publieke arena, maar waarbinnen  de de . Er is niet bij voorbaat één winnaar (de heersende klasse van vroeger), en de strijd verloopt zeker niet volgens vaste patronen; de uitkomst is eerder onvoorspelbaar en het proces bij nader inzien zeer chaotisch

Vanuit dit perspectief beschrijft de auteur in een kloeke docerende stijl de bekende terreinen van de sociologie van de journalistiek: aan de ene kant het maatschappelijk krachtenveld waarbinnen de journalistiek functioneert (de politieke, economische en technologische omgeving), aan de andere kant analyseert hij de professionele werkwijze en de maatschappelijke effecten van de journalistiek en de technologische omgeving). Veel aandacht is er voor de rol van de bronnen van het nieuws, die zo belangrijk geworden zijn dat de sociologie van de nieuwsbronnen een aparte specialisatie lijkt te worden.
MacNair weet op een didactische manier bruggen te bouwen tussen de vaak abstracte sociologische theorieën en de hele concrete actuele voorbeelden, variërend van Diana en Versace tot en met BSE en Swampy. Bovendien relativeert hij voortdurend het vaak harde oordeel over de journalistiek. Typerend is een zin als: “Journalists do not consciously set out to ‘distort’ reality by their adherence to these news values and formal conventions.”
Hij blijft afkerig van deterministische verklaringsmodellen en laat zich niet verleiden tot een populair media-bashing. Het analyseren van de maatschappelijke context van de journalistiek komt bij het publiek vaak over als een totale debunking van de journalistiek (objectiviteit blijkt niet te bestaan, commerciële motieven journalisten)
Het analyseren van de maatschappelijke context leidt in dit boek niet tot een totale ‘debunking’ van de journalistiek, zoals als dat vaak gebeurt in dit soort studies. McNair Hij benadrukt juist de tegendraadse ontwikkelingen waardoor de macht van de mediatycoons of de politieke elites over de centrale issues is afgenomen ten gunste van die van de journalistiek zelf en de professionele nieuwsbronnen.
Power and privilige bestaan nog steeds, maar allerlei maatschappelijke groeperingen hebben veel meer mogelijkheden om via allerlei media outlets te participeren in de strijd om issues en betekenissen.  te participeren
Dit ‘chaos’ perspectief verdient zeker nadere uitwerking, iets waar McNair in dit inleidend werk, gebaseerd op college aantekeningen, uiteraard niet aan toe kan komen. Voor discussies over de toekomst van de journalistiek biedt The Sociology of Journalism voldoende aanknopingspunten. t de media uitsluitend gericht Dat is vooral zichtbaar bij plotselinge nieuwsescalaties (zoals de food scares) die ervoor kunnen zorgen dat een onderwerp hoog op de maatschappelijke agenda komt maar die ook onnodige verontrusting of regelrechte paniek kunnen veroorzaken. McNair biedt met dit een eerste voorzet. maatschappelijke rol.



zaterdag 5 december 1998

Andermans geloof tegen het licht houden. Skepsis congres over mediahypes

Algemeen Dagblad, 5 december 1998

Door Lisette Thooft. 

Van New-Agetheorieen tot wetenschappelijke hypes: de Stichting Skepsis houdt populair geloof genadeloos tegen het licht. 'Vroeger noemden we het hysterie, maar dat mag niet meer.'

'JE kunt er ook om lachen, al die dingen waarin mensen zo graag willen geloven', zegt Skepsis-voorzitter professor Joop Doorman in zijn openingswoord van het congres, medio november in Amersfoort. De sprekers vandaag blijken er goed in te slagen om serieus geachte zaken lichtelijk belachelijk te maken. Gaat het over seksueel misbruik, dan horen we over die leraar die een geslaagde leerlinge spontaan een zoen geeft op haar wang en vervolgens wordt geschorst. Bij de voordracht over moderne ziektes verschijnt een krantenbericht op het diascherm over een Amerikaan die beweert een whiplash te hebben opgelopen door een klap met de blote borsten van een stripdanseres. En 'dokter' Montignac blijkt van huis uit personeelschef te zijn: geen wonder dat hij mensen zo gewiekst manipuleert.

De Stichting Skepsis houdt zich bezig met kritisch onderzoek van hedendaagse geloven. Van astrologie tot broeikaseffect, van ME tot magnetische straling; dwars door zowel de alternatieve als de populair-wetenschappelijke wereld trekt de stichting een spoor van ongeloof en ontmaskering. Haar motto: hoe beter je kijkt, hoe minder je ziet.

"Wij proberen mensen gevoelig te maken voor een zekere mate van betrouwbaarheid, zodat ze niet bedrogen kunnen worden', zegt voorzitter Doorman. Naast het tijdschrift Skepter, een driemaandelijks blad vol kritische beschouwingen, verzorgt de stichting sinds enkele jaren een jaarlijks congres. Dit jaar is het thema mediahypes. Geregeld wordt het publiek opgeschrikt door alarmerende berichten in de media over een of ander nieuw probleem: zinloos geweld, seksueel misbruik op scholen, noem maar op. "Steevast melden de media dat er sprake is van een plotselinge sterke toename', zegt Peter Vasterman, docent massacommunicatie aan de Utrechtse School voor de Journalistiek, die het fenomeen heeft onderzocht. "Als je beter kijkt, zie je meestal dat er alleen maar een toename is van het aantal meldingen, niet van het aantal gevallen. Het zijn bovendien vooral de media zelf die deze toename veroorzaken, doordat ze zich op het onderwerp storten en opwinding loswoelen in de maatschappij. Het aantal hypes neemt toe!', waarschuwt Vasterman - en dat is geen hype.

De skeptische sprekers op het congres behandelen de meeste onderwerpen genuanceerd. Het verhaal over het broeikas-effect van Wijbren Verstegen bijvoorbeeld, universitair docent aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, dient niet om dit effect te ontkennen: het broeikas-effect bestaat wel degelijk, zegt Verstegen. Wat de gevolgen precies zijn, weten we nog niet. Wetenschappers en journalisten moeten geen extra rampverhalen de wereld in sturen, zoals dat de poolkappen zouden smelten - er is genoeg ellende te melden die wel waar is.

De voordracht van psychiater Wijbrand Hoek gaat over anorexia nervosa. Ook hier weer de nuancering: anorexia is een groot probleem, zelfs veel groter dan men denkt, want het is niet algemeen bekend dat 15% van de patienten binnen 20 jaar sterft, door zelfmoord of de gevolgen van uithongering. "Ook artsen weten dat niet', zegt Hoek. "Wat de pers ervan maakt, een plotselinge en toenemende golf die bovendien cultuurgebonden zou zijn, dat klopt niet. Vroeger was er ook anorexia, alleen heette dat nog niet zo. Vanaf de jaren 70 is er in elk geval geen toename van nieuwe gevallen geweest. Ook dat het een cultuurgebonden ziekte zou zijn, valt te betwijfelen: op Curacao en in India komt anorexia ook voor.'

Dan komt professor dr. Frank Koerselman. Hij heeft de meest prikkelende stelling van het hele congres: modeziektes zoals whiplash en ME berusten op suggestie en zijn niet terug te voeren op lichamelijke oorzaken. Koerselman is ook keuringsarts voor verzekeringen en na honderden onderzoeken durft hij te stellen: de verklaring moet gezocht worden op het psychologische vlak, soms zelfs in fraude. Zoals die student rechten van 26 jaar die een whiplash kreeg en een claim indiende bij de verzekering van vele miljoenen: namelijk al het geld dat hij verdiend zou hebben als advocaat tussen zijn 26ste en zijn 65ste, inflatie inbegrepen. "Wie zegt dat deze man op zijn 30ste niet gewoon gaat werken?' vraagt Koerselman zich hardop af. Er is sprake van ziektewinst, meent hij: het gaat niet altijd om geld, soms om verontschuldiging. Slachtoffers van deze ziektes kunnen er niets aan doen dat ze hun leven niet tot een succes weten te maken - er is immers de ziekte. "Vroeger noemden we het hysterie, maar dat mag niet meer.'

Skepsis is in 1987 in Utrecht opgericht naar het voorbeeld van de Amerikaanse vereniging van skeptici CSICOP (Committee for the Scientific Investigation of Claims of the Paranormal). Oprichter Paul Kurtz, humanist en tegenstander van het geloof in astrologie en andere occulte zaken, reisde door tal van landen om lezers voor zijn Amerikaanse blad te werven. In Nederland waren dat er al bijna 200 en hij moedigde hen aan een eigen stichting op te richten. Het blad Skepter, dat door de Stichting Skepsis wordt uitgeven, heeft inmiddels ruim 1200 abonnees, waaronder zo'n 500 donateurs die het werk ondersteunen. Commercie is de stichting vreemd: waar krijg je nog een dag vol boeiende sprekers voorgeschoteld voor het lachwekkende bedrag van 25 gulden? (Er moet dan ook 2000 gulden bij uit de verenigingskas).

"Laatst was ik bij een lezing van Stephen Devine over Feng Shui. Die vroeg 300 gulden voor een middag', zegt Rob Nanninga, secretaris van de stichting en zelf journalist, toch wel enigszins verontwaardigd. Feng Shui, ook al zo'n onderwerp waar skeptici niet direct in geloven. "Het schema waar alles om draait, is 20 jaar geleden verzonnen door een man die zich professor noemt maar alleen maar een Bachelorsgraad heeft', weet Nanninga. "Men doet het ondertussen voorkomen alsof het eeuwenoude Tibetaanse kennis zou zijn.' Het verhaal over het stiltecentrum van het ministerie van VROM klinkt uit zijn mond bijna hilarisch. "Men heeft Maja Kooistra ingeschakeld, een bodemkundige die met bomen praat, om met de pendel en de wichelroede, te kijken welke ruimte het beste was. Kooistra zei dat er slechte energie in het gebouw hing en daarom zijn er biopolers aangeschaft, die negatieve energie moeten ompolen tot positieve. Die biopolers zijn ontworpen door een man die me niet kon vertellen hoe ze werken. Hij beweerde met zijn wichelroede goede wijn van slechte te kunnen onderscheiden. Ik heb hem 5000 gulden aangeboden voor een overtuigde demonstratie, maar daar had hij geen zin in. Wat moet je daar nou van denken?

Therapeutic touch, ook zoiets, in principe makkelijk te testen. De cursusleiders beweren dat ze je binnen een week energievelden kunnen leren voelen. Waarom weigeren ze dan een test? Als reden krijg je te horen: jouw aanwezigheid verstoort het proces. Nou dan ben ik er niet bij, ook goed! Maar ze hebben sowieso geen zin om iets te toetsen. Waarschijnlijk weten ze zelf ook wel dat het vooral een kwestie is van suggestie.'

Astrologen die zich wel lieten overhalen tot een test door Skepsis, faalden: ze bleken niet in staat gegevens van mensen te koppelen aan de bijpassende horoscopen met een succespercentage boven de normale kansverwachting, al hadden ze zelf mogen bepalen welke informatie ze nodig hadden. "Dan is het: ja, maar het is toch een gekunstelde situatie, want het werkt alleen als iemand op een zelfgekozen moment bij een zelfgekozen astroloog komt', zegt Nanninga schamper.

Skepsis is geen hulporganisatie: "Als mensen bellen omdat ze bezorgd zijn over een goedgelovige partner die zich laat ringeloren door een sekte, kunnen we niets doen.' Een enkele keer heeft Nanninga voor negatieve publiciteit gezorgd, zoals bij die psychotherapeute in Groningen waar zelfs het Riagg clienten naar doorverwees, maar die zelf duidelijk paranoide wanen had en bij wie mensen van de regen in de drup raakten. "Toen had ik nog het idee dat je iets kunt doen als alternatieve genezers de fout in gaan', zegt Nanninga. "Echt iets doen kan eigenlijk niet. Mensen moeten zich dat beter realiseren als ze met alternatieve genezers in zee gaan: er is geen onpartijdige en belangeloze hulp, geen controle.'


maandag 25 mei 1998

Media in de houdgreep van de hype. Mediahype debat in De Balie in Amsterdam op


Diana, Gümüs, Zinloos Geweld, Groningen...

Media in de houdgreep van de hype. Is de klopjacht op nieuws fataal voor de feiten? Is er sprake van escalatie en overdrijving? Of kunnen mediahypes ook feitelijk en functioneel zijn?

Verslag van de discussie over mediahypes in de Balie in Amsterdam. 25 mei 1998.


Programma.

Hypes als spooktrein?

Introductie door Forumvoorzitter: John Jansen van Galen, (freelancer voor o.m. Het Parool, NOS):

Hypes, fataal of functioneel?

Inleiding door Peter Vasterman (Hype onderzoek, School voor de Journalistiek Utrecht)
Wat te doen als de opwinding een feit is?

Inleiding door Maarten Huygen (Chef Verslaggeving NRC Handelsblad).
Verslag van het hype debat met o.a.:

Boris Dittrich (Tweede Kamer fractie D66) Wie bewaakt de waakhond van de democratie?
Hans Laroes (Adjunct-Hoofdredacteur NOS Journaal)

Jean Mentens (Hoofdredacteur Hart van Nederland, Cameo Media)

Met:
Televisie-items over hypes, gemaakt door studenten van de School voor de Journalistiek

dinsdag 14 april 1998

De keerzijde: Bijlmerramp

De Stem, 14 april, 1998

Door Marieke de Wit

'Bijlmerramp, de media laten het liggen' Journalisten laten zich al snel leiden door wetenschappelijke onderzoeksresultaten. Bij het jongste onderzoek naar het uraniumgehalte in de ontlasting van betrokkenen bij de Bijlmerramp, was dat ook weer het geval. De cijfers werden pas na een paar dagen kritisch bekeken. Maar toen was het leed al geschied.

Groot nieuws afgelopen zaterdag in het NOS Journaal: volgens de stichting Visie bevatte het bloed en de ontlasting van twee mensen die aanwezig waren bij de wrakstukken van de neergestorte Israelische Boeing in de Bijlmer een verhoogd percentage uranium. De media kwamen als vliegen op de stroop af. De onrust onder betrokkenen werd gepeild, beschreven en groeide als gevolg daarvan alleen maar. De Tweede Kamer maakte zich op voor een spoeddebat. Hoe kan een onderzoek dat niet blijkt te deugen zoveel commotie tot gevolg hebben, ook in de kolommen van deze krant?

Bijlmerramp

"Veel over de Bijlmerramp is nog niet opgehelderd," zegt Peter Vasterman, docent massacommunicatie aan de School voor de Journalistiek in Utrecht en specialist op het gebied van zogenoemde 'mediahypes'. "En dus is het goed dat er aandacht aan dit onderwerp wordt besteed. Maar de manier waarop dat gebeurt is oneerlijk. De opgewonden toon waarop het nieuws wordt gebracht, heeft een enorme impact. Daardoor raken mensen verontrust. Nu het onderzoek niet blijkt te kloppen, is die verontrusting niet zomaar verdwenen."

Dit geval staat niet op zichzelf. Onrustwekkende cijfers worden gebracht in de media, voordat kritisch is gekeken naar de betrouwbaarheid ervan. Vasterman: "Onderzoeksresultaten worden over het algemeen heel serieus genomen door de media. Er wordt te weinig moeite gedaan om ze goed te controleren. Een landelijke krant schreef maandag dat het onderzoek was uitgevoerd in opdracht van de 'onafhankelijke stichting Visie'. Dat suggereert een onpartijdigheid waarvan in werkelijkheid geen sprake is. De stichting Visie heeft wel degelijk belangen: ze wil verder onderzoek naar de gevolgen van de Bijlmerramp en hoopt dat via aandacht in de media te bereiken."

Gebruiken

Het is een spel van gebruiken en gebruikt worden. De media hongeren ernaar te scoren met groot nieuws, actiegroepen willen aandacht en extra geld voor de zaak waar ze voor ijveren. En dan is er nog de politiek, die weer heel eigen belangen heeft: de gunst van de kiezer.

Huub Wijfjes, verbonden aan de afdeling geschiedenis en journalistiek van de universiteit Groningen: "De krant spreekt van 'mogelijk grote gevolgen voor de volksgezondheid' en onze volksvertegenwoordigers gaan meteen vragen stellen in de Kamer. Een overreactie. Maar ze willen laten zien dat ze onze belangen goed behartigen, 'kijk mij eens actief en waaks zijn.' In verkiezingstijd is dat goed scoren."

Naast het vertrouwen dat media hechten aan onderzoeksgegevens, speelde in dit geval ook nog mee dat het om verarmd uranium ging. Die term roept al snel de associatie met een kernramp op, aldus Wijfjes. "Journalisten kunnen niet beoordelen wanneer uranium schadelijk is en wanneer niet. Maar ze denken: het is radioactief, dus het is niet pluis."

Zwartepiet

De grootste zwartepiet gaat volgens Vasterman uit naar het NOS Journaal van zaterdag, dat de feiten als eerste bracht. Het Journaal pakte fors uit met het nieuws, zelfs H. de Jonge van stichting Visie zei achteraf geschrokken te zijn van de stelligheid waarmee de onderzoeksresultaten werden gebracht. Vasterman: "Stichting Visie schakelt de media in, maar de verslaggevers van het Journaal hadden hun gretigheid naar groot nieuws moeten intomen om de feiten goed te checken."

Maar dat is niet gebeurd. En dus ontstond na het NOS Journaal van zaterdag een kettingreactie in de media. Elk nieuw feitje was aanleiding voor een bericht, steeds werd weer vanuit een andere hoek het licht op de zaak geschenen. De onrust van de Bijlmerbewoners kwam aan bod, de betrouwbaarheid van het onderzoek werd aan de kaak gesteld en De Jonge van Visie mocht zijn zegje doen. Maar niet een medium bracht het hele verhaal.

"De media worden steeds oppervlakkiger en vluchtiger," stelt dr. J van Ginneken, deeltijddocent bij de vakgroep communicatiewetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Hij schreef een boek over de snelle verschuivingen van perceptie in het nieuws en is nu bezig met een boek over kettingreacties in de media. "Het moet allemaal vlug vlug vlug. Journalisten bellen wat rond naar aanleiding van een nieuwsfeit en transformeren de informatie die ze krijgen in een paar uur tot een bericht."

Informatie

Volgens hem was al vanaf 1992 duidelijk dat de officiele informatie over de Bijlmerramp niet klopte. "Maar vrijwel geen enkele krant trekt er geld voor uit om journalisten vrij te maken die dat uitzoeken. Journalisten houden een Kuifje-imago op, presenteren zich graag of ze achter het nieuws aan rennen, maar in werkelijkheid geven ze vaak tweedehands informatie door, zonder zelf de onderste steen boven te halen."

De huidige aandacht in de media voor de gevolgen van de Bijlmerramp hoont hij weg. "Mediahype? Dit is eerder een omgekeerde mediahype. Misschien is er nu sprake van een mini-relletje. Maar de manier waarop de afgelopen vijf jaar over de Bijlmerramp is bericht, is een goed voorbeeld van grove nalatigheid van de media."


woensdag 11 februari 1998

Wie is er bang voor Dittrichs mediahype?

Het forum waar Dittrich voor pleit zou een onafhankelijk media watch instituut moeten zijn.

In verkorte versie gepubliceerd in Trouw van 11 februari 1998.

Peter Vasterman

Het pleidooi van D66-Kamerlid Boris Dittrich voor het onderzoeken en evalueren van mediahypes is vorige week vrijwel unaniem neergesabeld in de media. Zo nam Netwerk Dittrichs voorstel maar meteen mee in een reportage over de Limburgse burgemeester die erin geslaagd is om met behulp van de rechter een weerwoord geplaatst te krijgen naast het beschuldigende artikel over zijn declaraties. Daarmee wekte Netwerk redactie de indruk dat een voorstel om de berichtgeving te evalueren in dezelfde lijn ligt als het muilkorven en censureren van de pers die terecht misstanden aan de kaak wil stellen. Deze Pavlov-reactie viel ook te lezen in veel andere commentaren op Dittrich's zogenaamde 'geraaskal' (de voorzitter van de NVJ): je moet de boodschapper van het (slechte) nieuws niet aanvallen, als er klachten zijn kun je de rechter of de Raad voor de Journalistiek inschakelen, en zeker, we discussiëren ons suf op de redactie over de kwaliteit van onze berichtgeving. In sommige reacties ging het vooral om de bron van het pleidooi: een politicus, en dan ook nog van dezelfde partij als de hoofdrolspelers in de crisis rond Justitie. Dat maakt Dittrich in de ogen van veel journalisten 'verdacht', probeert hij misschien D66 uit de wind te houden door de media verantwoordelijk te stellen voor de creatie van deze crisis?
Door al deze negatieve reacties dreigt helaas het kind met het badwater te worden weggegooid. Natuurlijk hebben de media een enorme invloed op de ontwikkeling van een dergelijke crisis. Journalisten verslaan niet alleen het nieuws, ze maken het ook, ze zitten niet in de zaal, maar staan op het toneel en zijn medespelers. En toch blijven veel journalisten vasthouden aan de quasi-naïeve beroepsopvatting van de neutrale verslaggever die alleen maar de feiten doorgeeft zoals ze plaatsvinden. De erkenning dat de media een rol spelen in de ontwikkeling van zo'n crisis zou het debat al een stuk interessanter maken.

Dittrich heeft gelijk als hij stelt dat een klacht bij de Raad voor de Journalistiek niet past bij een evaluatie van zo'n ingewikkeld proces als een mediahype, waar per definitie alle media bij betrokken zijn. Bovendien is er bij een hype sprake van een 'publicitaire' kettingreactie waarin ook de tegenspelers van de pers een belangrijke rol spelen en ook die kant van het verhaal moet aan bod komen. En inderdaad we hebben in Nederland geen tv-programma's of rubrieken in kranten waarin systematisch de berichtgeving wordt geanalyseerd. Dag- en weekbladen beschikken wel over media-rubrieken of media-katernen maar die gaan hoofdzakelijk over televisie, film en lifestyle, maar niet over de inhoud van de berichtgeving. Die stukken zijn eerder uitzondering dan regel, schrijven over elkaar wordt al gauw als iets 'incestueus' beschouwd. De uitgebreide reconstructie van Ruud Verdonck in Trouw van afgelopen zaterdag over de berichtgeving over de Gronings-Haagse crisis vormde een uitzondering op die regel, die waarschijnlijk nooit in de krant gestaan zou hebben als Dittrich zijn uitspraken niet had gedaan.
Het zou voor de professionalisering van de Nederlandse journalistiek een goede zaak zijn als men meer oog zou krijgen voor de speciale dynamiek die op gang komt wanneer de media zich massaal op een nieuwsonderwerp storten en in de samenleving allerlei reacties losmaken die ook weer nieuws worden. Het is van belang om na afloop terug te kijken en te analyseren wat de gevolgen zijn geweest, voor de media, voor de beeldvorming rond een bepaald onderwerp en mogelijk ook voor de slachtoffers van de hype.
In de Verenigde Staten bestaan tal van 'media watch' organisaties, zoals FAIR (Fairness and Accuracy In Reporting)The Center for Media and Public Affairs (CMPA), of The Freedom Forum(oprichter van het Newseum), die zich bezighouden met de 'performance' van de media door middel van onderzoeken, publikaties en discussies voor journalisten. Ook organisaties als de Society of Professional Journalists geven onderzoekers regelmatig opdracht om de rol van de pers achteraf te evalueren. En nergens in de Amerikaanse journalistiek wordt dit debat over de rol van de media als een bedreiging van de persvrijheid gezien, integendeel. Er is brede erkenning dat dit kan bijdragen tot kwaliteitsverbetering van de journalistiek. Ik zie niet in waarom dat ook niet in Nederland zou kunnen. Als het maar niet de vorm heeft van een 'gezaghebbend forum' dat 'jurisprudentie' oplevert, zoals Boris Dittrich dat formuleert, want dat doet teveel denken aan een juridische procedure om de verdachte te veroordelen in plaats van aan open debat op basis van gedegen onderzoek.