Wat zijn de gevolgen als het verschil tussen man en vrouw alleen nog maar afhangt van hoe iemand zich voelt? Peter Vasterman bespreekt drie kritische titels over de opmars van genderidentiteit
Binnenkort kan iedereen met een simpele handtekening op het gemeentehuis van geslacht veranderen. Dat is de kern van de nieuwe transgenderwet die de Tweede Kamer momenteel behandelt. Vroeger waren er strenge eisen zoals operaties, maar sinds 2014 volstaat een medische verklaring van ‘genderdysforie’: een conditie waarbij iemand lijdt onder de discrepantie tussen de eigen 'genderidentiteit' en zijn of haar geslacht. Ook die voorwaarde komt nu te vervallen, omdat het zelfbeschikkingsrecht alles overstijgt. Fysieke kenmerken spelen geen rol meer, het enige dat telt in de nieuwe wet is de ‘beleefde genderidentiteit’: of iemand zich man of vrouw voelt van binnen.
Hoewel het een opmerkelijke stap is om een subjectief gevoel een objectieve juridische status te geven, bestaat er in de Kamer brede consensus dat deze nieuwe wet bijdraagt aan de emancipatie van de transgenders. Het gaat om de erkenning van een relatief kleine groep in de samenleving, maar deze nieuwe wet en het legitimeren van het concept 'genderidentiteit' heeft wel degelijk grote maatschappelijke gevolgen. Want als het gevoel doorslaggevend wordt voor het onderscheid tussen mannen en vrouwen, betekent dat de facto het eind van iedere sociale omgeving die nu alleen voor vrouwen of alleen voor mannen toegankelijk is. Maar er zijn nog veel meer negatieve gevolgen en die staan centraal in een reeks zogenaamde ‘genderkritische’ publicaties die het afgelopen jaar zijn verschenen. Daarmee betreden deze auteurs een waar mijnenveld want iedere kritiek op genderidentiteit geldt binnen de consensus als een directe aanval op transgender personen zelf en dus als verwerpelijke ‘transfobie’.
Deplatforming en intimidatieKathleen Stock (1972), de hoogleraar Filosofie aan de universiteit van Sussex die dit voorjaar Material Girls: Why Reality Matters for Feminism publiceerde, kan daarover meepraten. Begin dit jaar nog maakten zeshonderd collega-filosofen in een open brief bezwaar tegen haar benoeming tot Officer of the Order of the British Empire vanwege haar in hun ogen ‘transfobe’ ideeën. Voor Stock geen verrassing want na een oproep in 2019 had ze tientallen meldingen binnengekregen van wetenschappers die net als zij te maken hadden verschillende vormen van deplatforming en intimidatie. Dat de academische vrijheid onder druk staat als gaat om genderissues heeft ook de Canadese Debra Soh (1990) ervaren, auteur van het vorig jaar verschenen boek The End of Gender. Debunking the Myths about Sex and Identity in Our Society. Ze deed als neurowetenschapper en seksuoloog onderzoek naar de biologische determinanten van gendergedrag, maar koos voor een journalistieke carrière toen bleek dat inmiddels tal van onderwerpen en onderzoeksterreinen tot taboe waren verklaard en zij ook te maken kreeg met beschuldigingen van transfobie.
De derde auteur, Helen Joyce (1969), gepromoveerd wiskundige en nu chef bij The Economist, heeft misschien wel het meest kritische boek van de drie geschreven: Trans. When Ideology Meets Reality. Er was dan ook geen enkele uitgever in de VS die een Amerikaanse uitgave aandurfde. Trans leest als een grote aanklacht tegen wat zij noemt de ‘genderidentiteitsideologie’, die niet alleen schade toebrengt aan de maatschappelijke positie van vrouwen, maar die ook verstikkende effecten heeft op wetenschap, journalistiek en maatschappelijke organisaties. Joyce benadrukt net als de andere twee auteurs dat het er niet om gaat om transgenders en hun keuzes te bekritiseren, maar om het ter discussie stellen van de 'genderideologie' die transactivisten aan anderen willen opleggen. Hun boeken zijn dan ook geen pleidooi tegen transrechten, de wettelijke bescherming van transmensen tegenover discriminatie.
Kathleen Stock geeft in haar boek een conceptuele analyse van het debat, terwijl Debra Soh de discussie benadert vanuit de seksuologie en wat er op grond van onderzoek bekend is over de invloed van biologische sekse op gedrag, seksuele oriëntatie en 'genderidentiteit'. Haar boek heet niet voor niets The End of Gender, want volgens haar is gender niet te definiëren als louter een sociale constructie, maar heeft gender (in de betekenis van mannelijke en vrouwelijke eigenschappen en gedrag) altijd wortels in de biologie. Genderidentiteit los van biologieBij sommige mensen strookt die innerlijke essentie niet met het mannelijk of vrouwelijk lichaam. Dan is er sprake van ‘genderdysforie’ en is transitie nodig. Dit is het bekende ‘geboren in een verkeerd lichaam’ verhaal waarbij die dysforie niet als psychische aandoening gezien mag worden. Sekse is in deze redenering net als gender een idee, een product van de Westerse samenleving die mensen alleen maar indeelt in mannen en vrouwen op basis van sekse, maar geen oog heeft voor al die andere genders. Sekse is niet binair, maar vormt een breed spectrum van tientallen identiteiten: man, vrouw, non-binair, queer, genderfluïde, pangender, etc.
Tegenspraken 'transideologie'Volgens zowel Stock als beide andere auteurs gebruikt de ‘transideologie’ juist de klassieke genderstereotypen om te bewijzen dat een kind eigenlijk trans is, waardoor die stereotypen juist weer worden versterkt. Meisjes behoren met poppen te spelen, jongens met auto’s. Volgens neurowetenschapper Soh bestaat niet zoiets als een transgender kind: door blootstelling aan verschillende niveaus van testosteron in de baarmoeder ontstaan niet alleen seksuele oriëntaties, maar worden ook meisjes geboren met meer mannelijk en jongens met meer vrouwelijk gedrag. Dat zijn normale variaties die niet betekenen dat ze zogenaamd geboren zijn in het verkeerde lichaam. En dus ook niet dat ze meteen op een traject richting medische transitie gezet moeten worden als ze vormen van gender onbehagen vertonen. Dat komt namelijk ook voor bij kinderen die later gewoon gay worden. Medische transitie verstoort die normale ontwikkeling. En is daarmee volgens Soh vergelijkbaar met de klassieke ‘conversie’ therapie, die tot doel had om homoseksualiteit te genezen. Dat is de reden waarom sommige LHB organisaties zich verzetten tegen deze behandeling van gay jongeren.
Behandeling genderdysforieVolgens het Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5) is sprake van genderdysforie als het ervaren onbehagen over het eigen lichaam ernstige vormen aanneemt. Een belangrijk criterium is de sterke wens om de kenmerken van de andere gender te krijgen en als die andere gender behandeld te worden. Volgens de auteurs is een goede behandeling daarvan van groot belang voor deze groep, maar niet met volledige transitie als onvermijdelijke uitkomst. Niet alleen is het vaststellen van genderdysforie problematisch, omdat alles afhangt van wat de persoon zelf zegt, er is ook nog vaak sprake van andere kenmerken zoals autisme, depressie en eetstoornissen. Bovendien gaat het ook nog eens om heel verschillende groepen met een uiteenlopende oorzaken voor de ervaren onvrede met de eigen sekse.
Naast de eerder genoemde groep, in hoofdzaak jongens, die van jongs af aan atypisch gender gedrag vertonen en van wie de overgrote meerderheid daaroverheen groeit, zijn er nog twee andere groepen. De tweede groep bestaat uit heteroseksuele jongens en mannen die graag in transitie willen omdat ze seksueel opgewonden raken van het idee zelf vrouw te zijn. De wetenschappelijke term is autogynefilie, en dit kan soms ook leiden tot een sterke wens om daadwerkelijk van gender te veranderen. Dit fenomeen is totaal onbekend gebleven omdat transactivisten deze koppeling tussen seks en trans als ‘transfoob’ veroordelen en er amper wetenschappers over bleven die hiernaar onderzoek doen. Trans als parafilie - een ongewone, atypische seksuele interesse of voorkeur- zou uiteraard afbreuk doen aan het klassieke ‘geboren in een verkeerd lichaam’ verhaal.
Toename tienermeisjes bij genderkliniekenEn dat geldt ook voor de detransitioners wier bestaan wordt ontkend. Dat zijn transmannen en transvrouwen die spijt krijgen van hun transitie en vaak verder moeten met een beschadigd lichaam. Voor Joyce was juist de ontmoeting met deze mensen aanleiding om haar boek te schrijven en zo te waarschuwen voor de risico’s van het alleen maar bevestigen van jongeren in het idee dat ze trans zijn. En de kans daarop is aanwezig als de behandelend psycholoog geen kritische vragen meer durft te stellen uit angst beschuldigd te worden van ‘conversietherapie’.Negatieve gevolgen voor vrouwen
Of de transgenderwet erdoor komt in Nederland is nog onzeker, maar in het buitenland, zoals in Engeland zijn vergelijkbare voorstellen inmiddels verworpen dan wel op de lange baan geschoven. Als er debat komt in Nederland -en dat staat nog zeer te bezien, gezien de geringe aandacht voor dit onderwerp - wordt het in ieder geval geen hamerstuk.