Gepubliceerd in het Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing (PDF)
Themanummer: Maatschappelijke onrust.
Jaargang 10, nummer 5, oktober 2012
Peter Vasterman, universitair docent Media en Journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam
De Arabische lente met de opstanden in
Tunesië, Libië, Egypte, Jemen en Syrië, het internationale succes van Occupy
Wall Street, de protesten van de ‘Verontwaardigden’ in Spanje, maar ook de grootschalige
rellen in een reeks Engelse steden: 2011 stond in het teken van spontaan en
massaal volksprotest, georganiseerd met behulp van de sociale media. Twee jaar
daarvoor werd in Iran al duidelijk dat de mobiele telefoon in combinatie met
sociale netwerksites als Facebook, Youtube en vooral Twitter een belangrijke
rol kon spelen bij de organisatie van de protesten tegen het regime. En dankzij
Project X in Haren heeft Nederland afgelopen september ook kennis kunnen maken
met de virale werking van sociale media, al hadden deze rellen geen politieke
dimensie.
Sociale media kunnen in tijden van sociale
onrust mobiliserende effecten hebben, omdat ze gebaseerd zijn op sociale
netwerken die zich aaneensluiten en uitbreiden. Dat kunnen netwerken zijn met
strong ties van familie, vrienden en politieke medestanders, maar ook netwerken
met weak ties, met verbindingen die vrijblijvender zijn. Netwerken waarvan je
met één klik deel uit kunt maken en die je ook weer zo kunt afsluiten. Binnen
al die netwerken van netwerken ontstaan onvermijdelijk invloedrijke hubs, of
knooppunten die er voor zorgen dat er sneeuwbaleffecten gaan ontstaan. Als een
site eenmaal in de lift zit en er steeds meer naar gelinkt wordt, stijgt deze
in de internethiërarchie van de zoekmachines en komen er nog meer bezoekers.
Ook bij Twitter werkt dat net zo: op ieder terrein ontwikkelt zich vrij snel
een invloedrijke kopgroep die steeds meer volgers krijgt, terwijl de rest ver
achterblijft.
Omdat mensen bij sociale netwerksites zoeken
naar gelijkgestemden kunnen er ook homogeniserende effecten optreden: om te
laten zien dat ze er echt bij horen gaan ze net een stap verder in hun
opstelling. Op discussiefora leidt dit vaak tot het uitdrijven van deelnemers
met een afwijkende mening en vervolgens een radicalisering van standpunten.
Dezelfde factoren spelen een rol bij de zogenaamde information cascades: bij
het beoordelen en doorgeven van informatie laten mensen zich sterk beïnvloeden
door het oordeel van anderen. Dat geeft mensen die aan het begin staan van zo’n
keten veel invloed op hun ‘volgers,’ die de informatie weer doorgeven aan
anderen zoals bij het retweeten op Twitter. Al deze processen vormen de basis voor
de mediated crowd, de virtuele groepsvorming die kan leiden tot collectieve
actie, ook op straat. Dat kan beginnen in besloten netwerken (Facebook) en zich
vervolgens uitbreiden naar openbare netwerken zoals Twitter.
Het startpunt van de grote ongeregeldheden in
een groot aantal Engelse steden vorig jaar zomer lag bij een golf van berichten
die meteen na het neerschieten van de 29-jarige Mark Duggan bij een mislukte
arrestatiepoging in Tottenham werden verspreid via het besloten Blackberry
Messenger systeem (‘pingen’). Toen de rellen na een protestbijeenkomst voor het
politiebureau op gang kwamen en zich gingen uitbreiden naar andere steden, werd
dat versleutelde systeem gebruikt om iedereen te laten weten waar de rellen
zouden gaan plaatsvinden. In tal van Engelse steden werden vervolgens op grote
schaal vernielingen aangericht, winkels geplunderd en veldslagen geleverd met
de politie, waarbij vijf doden vielen.
De andere sociale media zoals Twitter gingen
pas een rol gingen spelen nadat de rellen waren uitgebroken. Omdat er veel over
de rellen werd getwitterd gingen er stemmen op om het systeem uit te schakelen
om zo uitlokking en besmetting te voorkomen. Maar zoals later uit onderzoek
bleek, maakten de relschoppers zelf geen gebruik van openbare fora om
informatie te delen over plannen en locaties. Er verschenen dan ook nauwelijks
oproepen tot geweld op Twitter en als het sporadisch wel gebeurde kwam er een
stortvloed aan negatieve reacties los. Twitter speelde dus vooral een belangrijke
rol als informatiebron, waarbij opviel dat de lijst met meest invloedrijke
twitteraars werd aangevoerd door de belangrijke journalistieke media. Burgers gebruikten
twitter ook om verslag te doen van de gebeurtenissen in hun wijk, vooral als
journalisten en cameraploegen zich hadden moeten terugtrekken. De sociale media
staan centraal in de discussie over de rellen, maar ook de traditionele media
hadden grote invloed: in interviews gaven daders achteraf aan geïnspireerd te
zijn door de vele dramatische televisiebeelden en vooral de beeldvorming dat de
politie de controle op staat totaal kwijt was.
In de aanloop naar Project X in Haren speelden
Facebook en Twitter een belangrijke mobiliserende rol, maar de grote boost kwam
pas toen de nieuwsmedia er massaal aandacht aan gingen besteden. De
aankondiging van de noodverordening door de burgemeester verhoogde de
nieuwswaarde met als gevolg nog meer publiciteit en nog meer
internetactiviteit. Net als in Londen heeft de interactie tussen sociale media
en nieuwsmedia een belangrijke rol gespeeld. Ook is duidelijk dat -
vergelijkbaar met Engeland - de harde kern van de relschoppers geen gebruik
maakte van openbare netwerken om zich te organiseren.
Het is moeilijk om de invloed van
sociale media bij allerlei vormen van maatschappelijke onrust te overschatten,
ze spelen een belangrijke, doorslaggevende rol, maar het gaat om complexe
processen met een grote mate van onvoorspelbaarheid. Het is dan ook niet de
vraag óf ze een belangrijke rol spelen, maar welke rol op welk moment. Wanneer
komt de kettingreactie op gang? En vooral ook: wanneer niet? En waarom niet? Wat
opvalt bij de rellen in Engeland is de positieve rol die Twitter heeft gespeeld
bij het informeren van mensen, het bestrijden van oproepen tot geweld en de kop
indrukken van geruchten. Na afloop van de rellen kwam via oproepen op Twitter
een grootschalige schoonmaakcampagne tot stand. Ook waren er via Twitter
inzamelingsacties voor gedupeerde winkeliers en andere slachtoffers. Verder kon
de overheid gebruik maken van Twitter om snel, direct en zonder tussenkomst van
de media informatie te verspreiden. De miljoenen twitterberichten leverden ook
veel informatie informatie op voor instanties die moesten reageren in crisissituaties.
Social media intelligence is dan ook het
trefwoord in de vele beschouwingen over de ‘lessen van Londen’: het monitoren
van sociale media om erachter te komen wat er in bepaalde kringen gaande is en
welke hubs van belang zijn. Daar is in Engeland bij de Olympische Spelen in
Londen afgelopen zomer een begin mee gemaakt. Probleem daarbij is natuurlijk de
immense hoeveelheid berichten en het filteren van desinformatie. Bovendien
spelen er ethische en juridische issues bij het infiltreren van besloten
groepen of het kraken van versleutelde boodschappen. Het is duidelijk dat er
geautomatiseerde data-scrapers nodig zijn om de inhoud van sociale media te
monitoren, maar dat vereist nogal wat investeringen en kennis van de snel veranderende
subculturele ‘straattaal’ op internet. Het afsluiten van sociale netwerken
tijdens rellen – ook in Nederland geopperd na ‘Haren’ – is in ieder geval een slecht
idee volgens de onderzoekscommissie van het Britse Lagerhuis, omdat daarmee ook
alle mogelijkheden om sociale netwerken op een positieve manier te gebruiken
wegvallen.
Bronnen:
• House of Commons Home Affairs Committee
(2011). Policing Large Scale Disorder: Lessons from the disturbances of August
2011. Sixteenth Report of Session 2010–12. Volume I: Report, together with
formal minutes. December 2011.
• Reading the Riots. Investigating England’s
summer of disorder. (2011). The Guardian in cooperation with The London School
of Economics and Political Science.
• Stephanie Alice Baker (2011), TheMediated Crowd: New Social Media and New Forms of Rioting. Sociological
Research Online, 16 (4) 21.