Journalisten beroepen zich op de mythe van onafhankelijk waarnemer. Hun rol bij calamiteiten blijft onbesproken.
Gepubliceerd in Trouw (Podium; Blz. 18) van september 2012 (PDF).
Gepubliceerd in Trouw (Podium; Blz. 18) van september 2012 (PDF).
Gelukkig, er komt weer een onderzoekscommissie
die gaat evalueren hoe het allemaal zo mis kon gaan, ditmaal in Haren. Dat is
een gebruikelijk ritueel na crises, rampen en grote ordeverstoringen. De
centrale vraag is altijd of de autoriteiten wel adequaat hebben gereageerd op
de crisissituatie. Dat is ook waar de aandacht bij de presentatie van het
rapport vaak een jaar later naar uitgaat: wie heeft gefaald? En als het
tegenzit kan de verantwoordelijke bestuurder, mede onder druk van de media,
zijn biezen pakken.
Het onderzoek als reinigingsritueel. Maar wat
opvalt in al die onderzoeksrapporten is dat de rol van de media wel als een
soort gegeven ter sprake komt, maar niet wordt geëvalueerd. Toen afgelopen
voorjaar het rapport uitkwam van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de
brand in Moerdijk in januari 2011 logen de koppen in de kranten er niet om:
zo'n beetje iedereen had gefaald. Chemie-Pack had de veiligheidsregels
overtreden, Moerdijk hield te weinig toezicht en de omwonenden raakten
verontrust door tegenstrijdige informatievoorziening.
Iedereen had gefaald, behalve de media zelf,
want die kwamen niet in het rapport voor. Terwijl het toch de media waren die van
de brand in no time een grote ramp hadden gemaakt met angstaanjagende berichten
over gifwolken en honderden mensen met ernstige gezondheidsklachten een
boodschap waar uiteindelijk niets van is overgebleven.
Zo gaat het meestal: een serieuze evaluatie van
de berichtgeving op grond van gedegen onderzoek ontbreekt. Hooguit beschrijft
men het 'mediabeeld' om vervolgens de autoriteiten te verwijten, zoals in het
Moerdijk-rapport, dat zij die foutieve berichten in de media niet meteen hebben
gecorrigeerd.
Dat is toch merkwaardig. Gevreesd moet worden
dat de geschiedenis zich bij de onderzoekscommissie 'Haren' onder leiding van
Job Cohen weer herhaalt. Want in de onderzoeksopdracht staat wel dat de sociale
media aan bod komen, maar de professionele nieuwsmedia ontbreken. Terwijl een
evaluatie van die media toch niet onbelangrijk is gezien de discussie over de
'uitnodigende' dan wel 'ophitsende' rol van allerlei radio- en
televisieprogramma's en cameraploegen ter plekke.
De reactie van de media op de kritiek is net
zo voorspelbaar als het ritueel van de onderzoekscommissie: 'dit was gewoon
nieuws' en 'wij doen alleen maar verslag van de gebeurtenissen'. Alsof critici
beweren dat de media er dan maar geen verslag van moeten doen. Hoofdredacteur
Marcel Gelauff van het NOS Journaal had daags na Haren al zijn oordeel klaar:
de NOS is niet verantwoordelijk voor de ellende in Haren. En ook bij andere
media werden de eigen straatjes snel schoongeveegd.
In dit soort discussies beroepen journalisten
zich altijd op de mythe van de onafhankelijke waarnemer die naar het spel
binnen de lijnen kijkt. Dat is een veilige positie want dan kun je nooit worden
aangesproken op wat zich binnen de lijnen afspeelt. Maar de media bevinden zich
wel degelijk op het speelveld en beïnvloeden het spelverloop. De werkelijkheid
is dat de media een machtsfactor van betekenis zijn waar al die andere
hoofdrolspelers terdege rekening mee moeten houden. Het enige verschil is dat
die andere hoofdrolspelers allemaal verantwoording moeten afleggen, maar de
media niet. Daardoor ontbreekt voor de media ook de noodzaak voor onderzoek
naar hun eigen functioneren en de reflectie daarop.
Net als het onderzoek van de commissie-Cohen
naar het optreden van de bestuurders en de politie zou er een onderzoek moeten
komen naar de rol van de nieuwsmedia en naar de interactie tussen de
verschillende actoren in deze keten van elkaar versterkende gebeurtenissen. Als
dat klaar is, kunnen de media alsnog verantwoording afleggen, maar dan wel op
basis van feiten in plaats van gebruikelijke mythen.
Peter Vasterman mediasocioloog aan de Universiteit van Amsterdam