Gepubliceerd in NRC Handelsblad op 15 november.
Vorige week verscheen het boekje ‘Terug naar Oude Pekela’ van Vrij Nederland journaliste Margalith Kleijwegt. Naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak besloot ze opnieuw onderzoek te doen in het dorp waar ze bijna 25 jaar geleden verslag deed van de Oude Pekela affaire, waarbij vele tientallen kinderen door als clowns verklede kinderlokkers zouden zijn misbruikt. In diverse interviews vertelde ze vorige week wat ze dacht toen ze eind vorig jaar de beelden op tv zag van de zaak Robert M.: ‘Zie je wel, het kan wél.’ Het bestaat dus wel, grootschalig misbruik, maar ‘de ouders van Oude Pekela werden in die tijd meteen voor hysterische idioten uitgemaakt.’ Hoewel ze niet met nieuw bewijsmateriaal komt, is ze er nog steeds van overtuigd dat er in Oude Pekela wel degelijk op grote schaal seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, alleen dan ‘niet met tachtig kinderen, misschien met twintig, al heeft de Amsterdamse zedenzaak duidelijk gemaakt dat alles kan.’
De zaak Robert M. bewijst inderdaad dat het kan, maar dat zegt natuurlijk helemaal niets over Oude Pekela in 1987. Het grote verschil is natuurlijk dat er in Oude Pekela geen spoor van bewijs is gevonden voor enige vorm van seksueel misbruik door onbekende daders, ondanks langdurig recherche onderzoek en honderden getuigenverhoren. Vast staat dat het klein begon met één onbewezen melding van ontucht. Het misbruik nam vervolgens mythische proporties aan met bijna honderd slachtoffertjes. Ze zouden zijn ontvoerd door de beruchte clowns die kinderen zouden misbruiken voor de porno-industrie. De verhalen werden steeds extremer. Op het laatst was er zelfs sprake van satanische rituelen.
Door het recherchewerk, de informatiebijeenkomsten, het onderzoek (op eigen houtje) van het artsenechtpaar Jonker, de opgewonden verhalen in de media en de bezorgde ouders die hun kinderen ondervroegen, gingen steeds gruwelijker verhalen rondzingen. Steeds meer kinderen raakten ervan overtuigd dat ‘ze ook mee waren geweest’, zoals dat werd genoemd. Deze verhalen waren zo hardnekkig dat zelfs psychiater Gerrit Mik die tientallen kinderen uitgebreid ondervroeg er zelf in ging geloven.
Ook Margalith Kleijwegt behoorde tot de gelovigen, getuige de uitgebreide reportage van 13 februari 1988 in Vrij Nederland onder de kop ‘Het verhaal van Oude Pekela is internationaal. Zodra de ontkenningsmolen gaat draaien, zijn kinderen de dupe.’ In dit stuk wordt Oude Pekela in verband gebracht met Amerikaanse voorbeelden van ritueel misbruik in kinderdagverblijven. ‘Dat de kinderen de meest merkwaardige spelletjes hebben moeten spelen, daar is iedereen het wel over eens.’ Kleijwegt is nog steeds een gelovige. Ze misbruikt de zaak Robert M om alsnog erkenning te krijgen voor ‘Oude Pekela’.
Het wordt absurder als Kleijwegt beweert dat de ouders van Oude Pekela indertijd werden weggehoond met hun misbruikverhalen, omdat in die tijd pedofielen nog als ‘kindervriend’ werden gezien, zogenaamd een uitvloeisel van de seksuele revolutie.
In de eerste plaats is het helemaal niet zo dat de hele zaak meteen werd weggezet als massahysterie: maandenlang brachten de media schokkende verhalen en verkeerde Nederland in de veronderstelling dat er op grote schaal kinderen waren ontvoerd en misbruikt. Dat de zaak lange tijd uiterst serieus werd genomen blijkt bijvoorbeeld uit het bezoek van de minister van Justitie Korthals Altes aan Oude Pekela negen maanden later, live uitgezonden door het NOS Journaal. En uit het feit dat het onderzoek pas in oktober 1988 definitief werd stopgezet.
In de tweede plaats was er in die tijd helemaal geen sprake van een soort welwillende houding tegenover pedofilie. Integendeel, na vrouwenmishandeling, ongewenste intimiteiten en verkrachting in de jaren zeventig slaagde de vrouwenbeweging er begin jaren tachtig in om ook seksueel misbruik van kinderen, een groot taboe onderwerp, op de agenda te zetten. Het gevolg was een niet aflatende stroom publicaties, artikelen, reportages en talkshows waarin de ervaringen van slachtoffers uitgebreid aan bod kwamen. Seksueel misbruik van kinderen leek door al die aandacht plots voor te komen op onverwacht grote schaal. Er was dan ook eerder sprake van een groeiende verontrusting over dit enorme probleem dan van een lankmoedige houding tegenover de daders.
Dát was het maatschappelijk klimaat waarin de Oude Pekela affaire kon ontstaan, kort daarna (in 1988) gevolgd door de bekende Bolderkaraffaire. Hierbij werden negen kinderen van een kinderdagverblijf ten onrechte uit huis werden geplaatst, omdat orthopedagogen, gebruikmakend van de nieuwe ‘poppenmethode’, overal ‘signalen’ van seksueel misbruik zagen. Het is geen toeval dat zich in de jaren tachtig niet alleen in Nederland, maar ook in Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten tientallen vergelijkbare affaires voordeden. Ze liepen op niets uit, behalve een hoop ellende voor de betrokkenen. Altijd werden de verhalen extremer en gruwelijke met satanische sekten en ritueel misbruik. Dat die verhalen nog steeds de wereld niet uit zijn bewees Spits vorige week met een verhaal over satanisch seksueel misbruik in Nederland groot op de voorpagina.
Kortom, de jaren tachtig waren eerder de jaren van een tamelijk overspannen dreigingsbeeld rond seksueel misbruik dan een tijdperk waarin de pedofiel als de grote kindervriend werd gezien zoals Kleijwegt beweert in haar boek. Ook priester Antoine Bodar beriep zich begin dit jaar op die vermeende pedo-vriendelijke moraal om het misbruik in de kerk te relativeren, maar het blijft geschiedvervalsing. Oude Pekela heeft dan ook niet, zoals Kleijwegt beweert, geleid tot een omslag in het denken over pedofilie, maar mede onder invloed van de Bolderkaraffaire juist tot een kritischer houding tegenover beschuldigingen van seksueel misbruik.
Het verhaal van de kinderlokkende clowns blijft overigens internationaal telkens weer opnieuw opduiken en is in de wetenschappelijke literatuur over Urban Legends geboekstaafd als ‘The Phantom Clowns’.
Zes jaar voor Oude Pekela doken de clowns al op in Chicago en vervolgens nog in tal van andere Amerikaanse steden. Zie dit overzicht En ook de laatste jaren duikt deze urban legend weer op.
In mijn proefschrift Mediahype (2004) gaat Hoofdstuk 4 over seksueel misbruik en de media in de jaren tachtig en negentig.
Tjalling Beetstra is in 2009 in Maastricht gepromoveerd op een onderzoek naar satanisch ritueel misbruik in de VS en in Nederland. Dit is zijn website