Gepubliceerd in NRC Handelsblad 3 juli 2007
Peter Vasterman
De 16,6 miljoen euro die het onderzoek van minister Cramer naar de gevaren van UMTS-straling gaat kosten, kan beter anders worden besteed, meent Peter Vasterman
Op het eerste gezicht lijkt het een goed idee van minister Cramer van Milieu om opnieuw onderzoek te laten doen naar de mogelijke gevaren van de elektromagnetische straling rond UMTS-zendmasten. In tientallen gemeenten maken buurtbewoners zich immers zorgen over de gevaren van de nieuwe UMTS-zendmasten die als onderdeel van een landelijk netwerk overal worden geïnstalleerd. Cramer wil met het nieuwe onderzoek die onrust onder de bevolking proberen weg te nemen en benadrukt dat "het instellen van een onderzoek niet betekent dat mensen zich ongerust hoeven te maken."
Daarmee geeft de minister al meteen een tegenstrijdig signaal af: er is blijkbaar reden voor een onderzoek, maar de mensen hoeven zich nergens zorgen over te maken. Dan is er ook geen reden voor nieuw onderzoek, zou je denken. En dat is in overeenstemming met de conclusies van het in maart gepubliceerde 'Jaarbericht van de Gezondheidsraad' dat er geen aanwijzingen zijn voor effecten op de gezondheid.
Als het aangekondigde onderzoek alleen maar tot doel heeft om de onrust weg te nemen, dan valt te voorspellen dat deze strategie averechtse effecten oplevert. Vermoedelijk is de redenering van de minister dat burgers zich definitief zullen laten overtuigen door de uitkomsten van dit nieuwe onderzoek. Maar die benadering houdt weinig rekening met hoe mensen omgaan met dergelijke risico's en de resultaten van wetenschappelijk onderzoek.
In de eerste plaats geeft de overheid met de aankondiging van dit onderzoek het signaal af dat er misschien toch wel degelijk sprake zou kunnen zijn van een ernstig probleem, want anders zou zo'n onderzoek niet nodig zijn. De actiegroepen tegen UMTS en de mensen met gezondheidsklachten zullen dit als een erkenning van hun standpunt zien en zullen hun verzet juist intensiveren in plaats van rustig de resultaten af te wachten.
Als argument zal hier het 'voorzorgprincipe' worden gehanteerd: zolang de resultaten van dit onderzoek niet bekend zijn, kunnen we maar beter het zekere voor het onzekere nemen en de uitrol van het UMTS-netwerk voorlopig stopzetten.
Op de tweede plaats laten mensen zich bij dit soort risicokwesties niet overtuigen door rationele wetenschappelijke argumenten. Als dat zo zou zijn, dan hadden zij zich al neergelegd bij de resultaten van bijvoorbeeld het Zwitserse onderzoek uit 2006. De mensen die zich zorgen maken bekijken dit soort risico's vanuit een totaal ander perspectief dan de wetenschappers.
Voor de buurtbewoners is het idee onacceptabel dat zij onvrijwillig blootgesteld worden aan een risico, hoe klein (of misschien wel totaal non-existent) dat risico feitelijk ook is: 'je weet maar nooit.' Men heeft er niet voor gekozen en men wil zich er geen zorgen over hoeven maken. De perceptie van risico's wordt bepaald door dit soort psychologische patronen.
We onderschatten doorgaans de alledaagse risico's die we zelf in de hand denken te hebben, maar we overschatten de risico's in situaties waarin we geen controle hebben. Als we ongewild blootgesteld worden aan een risico waarbij we ook nog geen enkele controle hebben, dan raken we snel in de stress, hoe klein dat risico feitelijk ook is in vergelijking met andere risico's.
Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom de zendmasten wel en de mobiele telefoons geen verontrusting opleveren. Voor risicoperceptie zijn verder van belang: onrechtvaardigheid (waarom staat die mast op mijn dak en niet in die villawijk?), de schuldvraag (wie heeft ons dit aangedaan?) en de motieven van de dader (al die miljarden voor de UMTS-frequenties moeten terugverdiend worden, blijkbaar ten koste van onze gezondheid).
In plaats van aan te sluiten bij deze basispatronen die ten grondslag liggen aan het verzet tegen de UMTS-zendmasten, klampt de overheid zich vast aan wetenschappelijk onderzoek. Dat zal averechtse effecten opleveren: als er niks uitkomt zullen de actievoerders het onderzoek verdacht maken door te wijzen naar de opdrachtgever die miljarden heeft verdiend aan de UMTS-frequenties.
Als er wel iets uitkomt, hoe minimaal ook, dan zal dat worden gepresenteerd als het ultieme bewijs voor alle vermeende ziekmakende effecten van de straling. In beide gevallen zal de verontrusting worden aangejaagd en zal het 'stralingsissue' alleen maar steeds belangrijker worden.
Een ander effect van alle aandacht voor UMTS kan zijn dat steeds meer mensen gezondheidsklachten gaan toeschrijven aan de zendmasten en dat er een epidemie ontstaat van het geheimzinnige syndroom, genaamd 'elektrostress'. Dergelijke syndromen zijn gebaseerd op het onder één noemer brengen van allerlei vage klachten die in iedere normale populatie voorkomen en die doorgaans bestaan uit symptomen als concentratiestoornissen, vermoeidheid, huidproblemen, hoofdpijn, gewrichtspijnen, hartkloppingen en paniekaanvallen.
Als het vermeende ziektebeeld vervolgens geen erkenning krijgt van het officiële medische circuit is dat voor de 'UMTS-slachtoffers' juist een reden om zich nog veel sterker vast te bijten in de zendmast als ziekmakende factor.
Het is dan ook de vraag of die 16,6 miljoen euro niet beter besteed kan worden aan het onderzoeken en verminderen van risico's die aantoonbaar gezondheidsschade opleveren zoals fijnstof.
Peter Vasterman is mediasocioloog aan de UvA en doet o.m. onderzoek naar de berichtgeving over UMTS en fijnstof.
Links:
Informatie over het hier besproken onderzoek: Elektromagnetische Velden en Gezondheid
Stop UMTS angst!Stop UMTS