Heeft 'huiselijk geweld' als containerbegrip
wel zin?
gepubliceerd in Algemeen Dagblad op 1 november
1997
"Miljoenen zijn slachtoffers geweld
thuis." Na alle ophef over het toenemende straatgeweld moet de klap van
deze kop bij menig krantenlezer hard zijn aangekomen. Binnenskamers blijkt het
allemaal nog veel gevaarlijker dan buiten op straat. Achter de gordijnen
bevindt zich een waar slagveld met miljoenen slachtoffers. Deze gegevens zijn
gebaseerd op een enquête in opdracht van het Ministerie van Justitie waarbij
1005 Nederlanders tussen de 18 en 70 jaar zijn ondervraagd naar hun ervaringen
met lichamelijk, geestelijk en seksueel geweld tussen familieleden, partners en
andere bekenden. Uit het onderzoek blijkt dat bijna de helft, 45 procent, van
alle Nederlanders ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Al een dag
later blijkt dat dit percentage zelfs nog aan de lage kant is. "Praktijk
van geweld in huis is feitelijk nog veel erger," staat er boven een
interview met de onderzoeker. Als de allochtonen ook zouden zijn ondervraagd,
evenals al die mensen die niet durven te praten, dan zou het cijfer makkelijk
de vijf miljoen hebben kunnen overtreffen.
Stel nu dat die 45 procent wetenschappelijk
gesproken klopt, wat betekent dat cijfer dan? Dat miljoenen Nederlanders gebukt
gaan onder huiselijk geweld? Dat zij regelmatig geschopt en geslagen worden?
Tot seksuele handelingen gedwongen of geestelijk geterroriseerd? En dat er dus
ook miljoenen en miljoenen daders rondlopen die verantwoordelijk zijn voor dat
geweld? Betekent dat dan dat Nederland daarmee in een klap tot de meest
gewelddadige landen van de wereld behoort?
Om dat te kunnen beoordelen, moeten we vooral
kijken naar de definiëring van het begrip 'huiselijk geweld', de interpretatie
van de resultaten en naar de manier waarop de media er vervolgens mee omgaan.
Hoe breder de definities, des te hoger zijn immers de cijfers. En als de media
vervolgens die hoge cijfers en brede definities koppelen aan schokkende
verhalen, dan ontstaat al snel het beeld dat al die miljoenen Nederlanders
regelmatig slachtoffer zijn van zeer ernstige vormen van geweld.
De onderzoekers hanteren inderdaad een zeer
brede definitie van huiselijk geweld, al laten ze de eenmalige incidenten
buiten beschouwing. Het huiselijk geweld kan variëren van slaan, schoppen,
verkrachten tot en met geregeld gekleineerd worden of niet mogen uitgaan. Ook:
'dreigementen dat relatie verbroken zou worden,' of: 'iemand stond dicht bij u
met ongewenste seksuele bedoelingen,' vallen onder het begrip huiselijk geweld.
Het is altijd een keuze, zullen de
onderzoekers zeggen, dat is ook zo, maar bij de interpretatie van de gegevens
en vooral ook in de berichtgeving ligt de nadruk sterk op de ernstige gevallen,
want dat heeft nieuwswaarde. Het gevolg is dan dat de 'lichte' vormen van
'geweld' wel meetellen in de statistieken, maar niet in de berichtgeving.
Een goed voorbeeld daarvan levert de
documentaire over huiselijk geweld van Zembla (NPS, Vara) vorige week die
begint met de schokkende woorden van een slachtoffer : "Hij zat naast me
met het pistool op me gericht en zegt 'ik schiet je dood als je bij me weggaat..'."
Meteen daarna krijgen we te horen dat bijna de helft van alle Nederlanders
slachtoffer is van huiselijk geweld. En tussen de 'realistische' filmfragmenten
(uit: "Man slaat vrouw") en de interviews met slachtoffers door
rollen de miljoenen over het scherm: "geslagen: 2,5 miljoen, geschopt 1,4
miljoen, opgesloten: 750.000, gesneden: 170.000, van de trap gesmeten: 100.000
mensen." Door het nadrukkelijk weergeven van de absolute aantallen in
plaats van de percentages ontstaat al snel de indruk dat miljoenen mensen dit
soort geweld momenteel meemaken. Hoewel de cijfers betrekking hebben op
ervaringen ooit in hun leven, gebruiken de Zembla-makers vaak de tegenwoordige
tijd: " 1,7 miljoen Nederlanders wordt geregeld bespot of gekleineerd. 1
miljoen Nederlanders worden steeds in de gaten gehouden, 1,2 miljoen
Nederlanders wordt seksueel bedreigd, een op de twaalf (810.000 mensen) zegt
gedwongen te worden tot seksuele handelingen," enzovoorts. Ook in de
dagbladen en zelfs in het persbericht van het Ministerie van Justitie keren
dergelijke onjuiste formuleringen terug. Door te schrijven dat "twee
miljoen Nederlanders geregeld seksueel worden bedreigd of ongewenst
aangeraakt," blijft verborgen dat het gaat om ervaringen die zich ooit in
het leven van de ondervraagden hebben afgespeeld. Aangezien de steekproef
bestaat uit mensen van 18 tot 70 jaar en de ervaringen ook betrekking kunnen
hebben op hun jeugd beslaat het onderzoek een tijdvak van ruim zestig jaar. Dat
betekent dus dat er zelfs voorvallen van vóór de oorlog kunnen zijn
meegeteld...
Door voortdurend de termen 'Nederlanders' of
'mensen' te hanteren bij de slachtofferpercentages blijft bovendien verborgen
dat het in veel gevallen gaat om kinderen of jongeren die (bijvoorbeeld in de
jaren vijftig) geslagen of opgesloten werden en niet om volwassenen. Uit de
cijfers blijkt dan ook dat het meeste geweld zich voordoet in de leeftijd
tussen 10 en 19 jaar, maar helaas meldt het rapport niet in welke decennia zich
deze incidenten voordeden. Dat is toch wel belangrijk want er is nog wel
kindermishandeling, maar we leven niet meer in de jaren vijftig. Hoewel het
onderzoeksrapport nadrukkelijk meldt dat de verschillende absolute getallen
niet bij elkaar mogen worden opgeteld -iemand kan immers al meer dan eens zijn
meegeteld als hij verschillende vormen van geweld heeft meegemaakt- zijn er
altijd journalisten die deze verleiding niet kunnen weerstaan en die uitkomen
op monsterachtige scores als: "slaan plus schoppen: bijna vier miljoen
slachtoffers."
Er is huiselijk geweld, dat is duidelijk, en
het is voor een goed beleid nodig om dit probleem in kaart te brengen, maar het
is de vraag of het wel zinvol is om zoveel verschillende vormen van geweld,
intimidatie en getreiter van zowel kinderen als volwassenen over zo'n lange
historische periode bij elkaar te vegen in één ruim containerbegrip met één
percentage. Als vervolgens de media met deze cijfers aan de haal gaan en
suggereren dat al die ernstige vormen van geweld dagelijks op grote schaal
plaatsvinden, dan ontstaat er een tamelijk overspannen beeld van het geweld in
de samenleving. En daar is niemand mee gediend, ook niet het Ministerie van
Justitie, de opdrachtgever van het onderzoek.
Peter Vasterman
is docent aan de School voor Journalistiek in
Utrecht en doet onderzoek naar mediahypes.