woensdag 26 mei 1999

Verkeerde lading. Wie zaaide nu eigenlijk al die onrust na de Bijlmerramp?

Wie zaaide nu eigenlijk al die onrust na de Bijlmerramp. De overheid? De Bijlmerspeurders? Of was het misschien wel de pers? De NVJ organiseerde een debat. Dat hier wordt voortgezet door Bijlmerrampjournalist Vincent Dekker van Trouw, media-onderzoeker Peter Vasterman en NRC-journalist Frits Abrahams
Door: Max Arian en Joris van Casteren in De Groene Amsterdammer van 26 mei 1999.


ER IS NIET ALLEEN discussie over de Bijlmerramp en over de parlementaire enquêtecommissie die de ramp onderzocht, ook bij de rol die de pers de zes afgelopen jaren heeft vervuld worden vraagtekens gezet. In De Groene verscheen een kritisch artikel, dat na felle reacties en juridische dreigementen van de zijde van de besproken journalisten per rectificatie moest worden afgezwakt. Peter Vasterman uitte in NRC Handelsblad vergelijkbare kritiek, en de NVJ organiseerde inderhaast een debat. Dat debat wordt hier voortgezet door Bijlmerrampjournalist Vincent Dekker van Trouw, media-onderzoeker Peter Vasterman en de veelzijdige NRC-journalist Frits Abrahams.

Frits Abrahams: 'In grote lijnen is de pers bij het behandelen van de Bijlmerramp af en toe te ver doorgeschoten. Ik lag in februari van dit jaar met griep op bed toen meneer Koopmans van de luchtverkeersleiding door mevrouw Augusteijn van de parlementaire enquêtecommissie werd verhoord. De "onder-de-pet-affaire" was geboren. Ik heb de verhoren van die dag integraal op de televisie kunnen bekijken en was oprecht verbijsterd toen mevrouw Augusteijn de lijst met stoffen voorlas. Totdat meneer Erhart opkwam en alles tegensprak. Al die enge spullen bleken al op Schiphol te zijn uitgeladen. 
Het viel me op dat de commissie daar nauwelijks op reageerde. Het televisiejournaal had 's avonds zeer uitgebreid aandacht voor het verhoor van Koopmans. Allerlei figuren riepen hoe vreselijk het was. Het betoog van Erhart werd samengevat in twee rommelige zinnetjes. Als je dat volledige verhoor 's(middags niet had gezien, wist je niet wat je overkwam. Na het Journaal kwam Netwerk er nog eens overheen. Die noemden Erhart niet eens! Miljoenen Nederlanders hebben die avond een vreselijk eenzijdig beeld gekregen. Daarom hadden de vol gende ochtend de kranten duidelijk moeten zeggen dat Erharts ontkenning ook serieus genomen moest worden.

'Vincent Dekker: 'Dat ben ik niet met je eens. In ons openingsartikel op de voorpagina van Trouw hebben we Erhart niet prominent genoemd, nee. Maar dat was omdat de politiek verbijsterd op de onthullingen had gereageerd.

'Abrahams: 'Dat ontslaat jou als journalist niet van de plicht die nuancering aan te brengen. Je bent te veel meegegaan met de hype die het Journaal en Netwerk ervan hebben gemaakt.

'Peter Vasterman: 'Maar Frits, wat jij had, dat je zo'n verhoor gezien had en dan bij het Journaal je ogen niet kon geloven, dat had ik haast elke dag. Helemaal met het verhoor van onderzoeker Wolleswinkel. Die werd door de media van tevoren al afgebrand. Belangrijke dingen die Wolleswinkel tijdens zijn verhoor heeft gezegd kwamen niet eens terug in de krant.
'Dekker: 'De geloofwaardigheid van Wolleswinkel was al ver voor de enquête tot nul gedaald.
'Vasterman: 'Dat bedoel ik nou. In jouw ogen zit daar geen getuige maar een verdachte.
'Dekker: 'Vind je dat gek? Zelfs de meest simpele dingen wist hij zich ineens niet meer te herinneren.
'Abrahams: 'Een ding is duidelijk. Als journalist was dat geen dag om erg trots op onszelf te zijn.
'DE DISCUSSIE IS soms vrolijk, maar meestal enigszins grimmig. Er is bezorgdheid over het functioneren van de pers in een tijd waarbij de televisie de toon aangeeft. Er is kritiek, kritiek op de kritiek, en ook daar weer kritiek op.

Als docent massacommunicatie aan de Utrechtse School voor Journalistiek is Peter Vasterman (48) al haast twintig jaar bezig met de bestudering van perspublicaties. Mediahypes hebben zijn speciale belangstelling. Twee sterk op elkaar lijkende gebeurtenissen worden volgens Vasterman door de media al dan niet bewust onder een noemer geplaatst. Elke volgende, erop lijkende gebeurtenis wordt eraan toegevoegd zodat het lijkt of het verschijnsel verhevigt. Ook de publiciteit rond de Bijlmerramp ziet hij als een hype. Hij vindt dat journalisten die onzorgvuldig over de Bijlmerramp berichtten, zich moeten verantwoorden.

Frits Abrahams (53) heeft een lange journalistieke carrière achter de rug. Redacteur bij Vrij Nederland, Elsevier en sinds 1988 bij NRC Handelsblad. Voor die krant schreef hij diepgravende interviews, boeiende rechtbankverslagen en scherpe televisierecensies. Tegenwoordig schrijft hij vijf dagen in de week een column. 'Te weinig bereidheid bij veel journalisten tot zelfkritiek' constateerde hij vorige week naar aanleiding van een debat over de Bijlmerrampverslaggeving.

Vincent Dekker (48) is 'luchtvaartredacteur' bij Trouw en landelijk bekend geworden door zijn spectaculaire onthullingen in de nasleep van de Bijlmerramp. In 1986 kwam hij bij Trouw in dienst als redacteur economie. Door zijn artikelen over de strubbelingen bij Fokker raakte Dekker steeds vertrouwder met het onderwerp luchtvaart, waar hij als kind al belangstelling voor had. Terwijl voor veel journalisten de Bijlmerramp van oktober '92 vooral aanleiding was om zich in de illegalenproblematiek te verdiepen, kon Dekker aandacht besteden aan de 'vliegtechnische aspecten' van de ramp. Daardoor zien veel Bijlmerslachtoffers in Dekker een voorvechter in hun strijd tegen een onbetrouwbare overheid. Dekker: 'Ik word bestempeld als dé Bijlmerramp-journalist. Er zijn mensen die een straat naar me willen noemen om me als onderzoeksjournalist te eren. En wie ben 1 ik om daar serieus op in te gaan?

Abrahams: 'Hoewel er bij de Bijlmerramp meer reden is tot argwaan, doet het me toch denken aan de Oude Pekela-affaire, wat totaal loos alarm bleek. Alles en iedereen dook erbovenop. Voor Elsevier ben ik erheen gegaan. Ik vroeg me af hoe het mogelijk was dat we zo gemakkelijk meegingen met een paar lokale autoriteiten die in een schoolgebouwtje achter een tafel vertelden hoe het zat. Meer dan honderdvijftig kinderen zouden misbruikt zijn. Door mensen in clownspakken. Dat doet toch denken aan mensen in witte pakken. Ik vraag me wel eens af: in hoeverre maken mensen elkaar gek?'
Dekker: 'Een radiojournalist en brandweerlieden hebben de mannen in witte pakken gezien en zweren dat het geen hulpverleners waren.

'Abrahams: 'Maar na dat verhaal over die clownspakken in Oude Pekela zou ik zeggen: Vincent, geloof het niet. Geloof er geen barst van!
'Vasterman: 'Mijn stuk op de opiniepagina van NRC Handelsblad werd ingegeven doordat er na de parlementaire enquête commentaren verschenen waarin gezegd werd dat de rol van de commissie geëvalueerd moest worden. Welke rol de media zelf gespeeld hebben wordt gemakshalve vergeten. Voor mij is dat een bekend verschijnsel. Media sluiten zichzelf uit van hun eigen 2 berichtgeving. Ze doen alsof ze zelf niet bestaan. De enquêtecommissie heeft geconcludeerd dat de gezondheidsklachten zijn toegenomen omdat de overheid niet adequaat heeft gereageerd. De pers zelf heeft daar met onvoldoende gecontroleerde, sensationele verhalen ook een aandeel in.'

Dekker: 'De Bijlmerramp-journalisten hebben getracht de overheid wakker te schudden.'
Vasterman: 'Je denkt toch ook na over wat je met bepaalde, slecht onderbouwde onthullingen aanricht?'
Dekker: 'Ik check grondig. En ik publiceer zeker lang niet alles zomaar. Soms houd ik bepaalde gegevens jarenlang onder me. Als ik bijvoorbeeld hoor dat er verschillende mensen aan kanker zijn gestorven, zal ik dat zeker niet zomaar in de krant zetten.'
Vasterman: 'Dat er plutonium aan boord zou zijn geweest is uitgesloten. Daar moet je niet over schrijven zonder harde aanwijzingen. Als jij dan, gebaseerd op anonieme bronnen, schrijft dat er bij de recherche mensen van dat onderzoek zijn afgehaald, suggereer je dat er wel degelijk een fundament is voor dat plutoniumverhaal.'

Dekker: 'Dat verhaal heb ik vier jaar lang onder de pet gehouden. Toen in oktober 1998 NRC Handelsblad met z'n onthulling kwam over de grondstof voor sarin die zich in de bagageruimte bevond, 3 dacht ik: nu publiceer ik het. Hoewel ik nog steeds denk dat er een dergelijke lading ingezeten kan hebben, geef ik toe dat de publicatie toen voorbarig is geweest.'

VASTERMAN: 'Het gaat mij om de erkenning dat media heel veel invloed hebben op het verloop van gebeurtenissen. De procureurs-generaalaffaire is duidelijk gestuurd door de media. Op zeker moment meldde het Journaal dat er op het ministerie van Justitie muiterij gaande was onder g van Docters van Leeuwen. De pg's zaten in dat gebouw en waren zich van geen kwaad bewust. Het is waarschijnlijk naar buiten gebracht door een voorlichter van het ministerie van Justitie, daar doe ik nog onderzoek naar. De pers is er net zo lang op doorgegaan tot Kok erop reageerde. Eenzelfde patroon herkende ik in de zaak-Ouwerkerk, de burgemeester van Groningen. De televisie heeft heel consequent wekenlang beelden van de rellen in de Oosterparkbuurt uitgezonden die het beeld bevestigden dat Ouwerkerk een burgemeester was die lag te slapen terwijl Groningen in brand stond.'

Abrahams: 'Dat is een heel interessant moment geweest. Er was een uitzending over een bijeenkomst voor mensen uit de Oosterparkbuurt. Een mevrouw begon Ouwerkerk uit te schelden. Dat 4 beeld is herhaaldelijk vertoond. Later bleek dat die vrouw niet eens in de Oosterparkbuurt woonde. Het was een of ander geschift mens dat er niets mee te maken had. Toch maakt zoiets heel veel indruk.'

Dekker: 'Hetzelfde is in de Bijlmer gebeurd. Een vrouw riep: het stinkt hier naar rotte vis.'
Vasterman: 'Precies. Teletekst meldde: Bijlmerbewoners jouwen minister uit. De Volkskrant had het ook als kop. Ik zeg niet dat je zo'n incident niet moet vermelden, maar je moet het ook niet veralgemeniseren.'
Abrahams: 'Je kunt inderdaad stellen dat wij daar te makkelijk op inhaken. Komt omdat er ook veel meer dan vroeger getracht wordt ons te manipuleren. Je wordt als journalist voortdurend onder druk gezet door allerlei belangengroeperingen.'
Vasterman: 'Ik vind dat journalisten meer zouden moeten nadenken over de mogelijke gevolgen van berichtgeving als ze een verhaal opschrijven.'
Abrahams: 'Je moet er mee oppassen. Het kan verlammend werken als je rekening moet gaan houden met effecten die nooit bewezen zijn. Je komt terecht in de discussie van geweld op televisie. Heeft dat wel of niet effect op gedrag van kinderen? Zolang het effect niet bewezen is, trek ik me er niets van aan.'

Vasterman: 'Bij de kindermoorden, ouders die hun kinderen vermoorden, heeft de pers het zich wel degelijk aangetrokken. Bij een van die gevallen waren bij de ouders die die moord hadden gepleegd knipsels gevonden van een eerdere moord. Er wordt nu soberder over bericht. Men gaat er voorzichtiger mee om.'
Abrahams: 'Dat is dan een schroom die wat mij betreft niet terecht is.'
Vasterman: 'Maar ik zie wel dat De Telegraaf met een onthulling komt, dat mensen van een speciale defensie-eenheid iets gevaarlijks moesten weghalen. Dat is gebaseerd op een anonieme bron. Als je zo'n onthulling brengt, dan moet je daar iets mee doen. Het alsnog bewijzen of schrijven dat het niet blijkt te kloppen. Je kunt dit soort verhalen niet laten circuleren.'
Dekker: 'Ze zijn er nog mee bezig. Net zo goed als ik. Ik ben benaderd door een politieagent die zegt dat hij een goede kennis heeft die deel uitmaakt van die legereenheid die daar aan het werk is geweest. Ik heb hem nog niet gesproken. Ik laat alles, nu het verslag van de enquêtecommissie er ligt, eerst eens goed bezinken. Ik zie geen aanleiding onmiddellijk allerlei stukken te schrijven over alles wat er in het enquêterapport staat. Ik heb wel, zoals andere kranten, een lijstje gemaakt van wat er in mijn ogen in het rapport niet deugt.'

Vasterman: 'Ik ben benieuwd wat de volgende fase zal zijn. Veel mensen en organisaties hebben hiervan geleerd en zullen bij een volgende affaire veel meer rekening houden met hoe ze moeten omgaan met de pers. Dan zullen ze heus zo'n informatievacuüm niet weer laten ontstaan.'
Dekker: 'In de zaak van de legionellabacterie werd binnen de kortste keren alles gemobiliseerd. Minister Borst had van de Bijlmerramp geleerd dat het beter is om heel snel met informatie naar buiten te komen. Maar toen ik een man van de Kustwacht een jaar na de Bijlmerramp vroeg of ze er iets van hadden geleerd, zei hij heel cynisch: "Ja, beter met de pers omgaan." Dat is ook een les die ze eruit kunnen trekken.'

Abrahams: 'Dat is juist het zwakke aan deze enquêtecommissie. Die hebben te veel vanuit een ooghoek naar de media zitten kijken. Er werd gelekt naar de media en mevrouw Augusteijn heeft bewust geprobeerd hun eigen belangrijkheid te onderstrepen door de publiciteit te forceren. Hun optreden bij Paul de Leeuw was symbolisch voor hun gevoeligheid voor hun eigen publiciteit.'
Vasterman: 'Door informatie naar de pers te laten uitlekken hebben ze de beeldvorming bij willen sturen. Dan krijg je een symbiose tussen de commissie en de pers.'
De vraag is dus door wie de pers zich moet laten misbruiken: door de overheid, door de commissie of door de Bijlmerbewoners?

Peter Vasterman: 'Ik denk dat de pers het steeds moeilijker krijgt om afstand te houden. Vroeger liepen ze te veel aan de leiband van de autoriteiten, maar nu is het speelveld heel erg open geworden. Je hebt actiegroepen, belangengroepen, organisaties, het Openbaar Ministerie. Iedereen weet hoe belangrijk het is om de berichtgeving te sturen.'

Frits Abrahams: 'En je hebt te weinig mankracht om al die affaires te controleren. Bij de NRC hebben we maar een paar onderzoeksjournalisten. Dat zouden er vijftien of twintig moeten zijn! De kranteredacties zouden veel groter moeten zijn! Vooral het uitzoekwerk, het onthullen, dat gebeurt door een paar mensen en die staan in verbinding met bepaalde bronnen, ze worden eenzijdig gevoed. Daar moeten teams op worden gezet, dan pas zie je interessante resultaten.'
Vasterman: 'En je moet ook kunnen zeggen dat je maar niet publiceert als het nog niet af is. Als er allerlei details niet duidelijk zijn of er maar één bron is.'
Abrahams: 'Als er geen nieuws in zit kun je het beter laten schieten. Op die manier kun je misschien een hype voorkomen. Door er meteen een aantal mensen op te zetten die tot de conclusie komen dat het niets blijkt te zijn.'

Is dat niet een beetje irreëel? Vijftien mensen op geen-nieuws zetten?
Vincent Dekker: 'Soms is het beter anderen primeurs in de maag te splitsen. Het is niet voldoende als één krant erover schrijft. Als andere kranten het niet overnemen denken ze in Den Haag dat het wel niets zal wezen.'
Waarom was je toch zo boos op het stukje dat De Groene schreef over de Bijlmerjournalistiek en dreigde je zelfs met een boete?
Dekker: 'Omdat tien feiten volkomen onjuist bleken te zijn! Als je onderzoeksjournalistiek wilt bekritiseren, begin dan zelf met je spullen goed voor elkaar te hebben. Hier moest echt aan de noodrem worden getrokken. Ik heb een harde brief gestuurd, want als ik dit over mijn kant had laten gaan was ik als journalist niets meer waard. De boete waar ik mee dreigde was niet voor mijzelf bedoeld, die zou ten goede komen aan goede Bijlmerdoelen.'
Is het goed dat er nu over de Bijlmerjournalistiek wordt gediscussieerd?

Dekker: 'Jazeker! En graag nog veel vaker! Ik vind dat de pers in de Bijlmeraffaire ontzettend slecht werk heeft geleverd. In het begin heeft het overgrote deel van de pers alleen maar de autoriteiten gevolgd. De kritische vragen kwamen in die eerste weken veelal van buitenlandse journalisten, net als bij Srebrenica en de Greet Hofmans-affaire. Het duurde bij mij ook een tijdje voor ik me realiseerde dat er rare dingen aan de hand waren. Vroeger dacht je dat alleen in Latijns-Amerika regimes corrupt waren, later zag je dat ook in Italië en Spanje. Toen bleek eind jaren tachtig dat er ook corruptie was in België en Limburg. Dat was toch nog bezuiden de grote rivieren. Maar sinds de Bijlmerramp weet ik dat we hier ook een stukje Limburg zijn.'


donderdag 20 mei 1999

De rampzalige berichtgeving over de nasleep van de Bijlmerramp

De rampzalige berichtgeving over de nasleep van de Bijlmerramp 


Peter Vasterman

Niet alleen voor de politiek, ook voor de journalistiek is er reden tot een kritische terugblik op de nasleep van de Bijlmerramp. Een analyse van de berichtgeving over de Bijlmerenquête


In verkorte versie gepubliceerd in De Journalist van 20 mei 1999.

De speciale rol van de pers bij deze enquête

Er is weinig fantasie voor nodig om te bedenken hoe het eindrapport 'Beladen vlucht' ontvangen zou zijn als de enquêtecommissie het hele vooronderzoek en al die 89 verhoren in alle stilte zou hebben verricht. Dan zou er zeer waarschijnlijk met hele andere ogen gekeken zijn naar het rapport dat afrekent met alle complottheoriëen, geruchten en speculaties rond de nasleep van de Bijlmerramp. Geen giftige lading, geen wapens, geen explosieven, geen plutonium, geen fraude met de ladingpapieren, geen gebrekkig onderhoud, geen onderschatting van het aantal slachtoffers, geen vreemde mannen in witte pakken, geen betrokkenheid van geheime diensten, geen extra gezondheidsrisico's door het verarmd uranium, geen 'spontane' vorming van gifgas Sarin, geen mycoplasmabesmettingen, alleen, heel misschien, een relatie tussen een aantal gevallen van auto-immuunziekten en de ramp, al is dat verband nog lang niet wetenschappelijk aangetoond. De commissie legt wel een verband tussen 'gezondheidsklachten' (let wel: niet 'de gezondheidsklachten') en de ramp, maar doelt daarmee voornamelijk op klachten die verband houden met post traumatisch stress stoornis (PTSS). De belangrijkste kritiek op de overheid en de verantwoordelijke bewindslieden heeft dan ook betrekking op het niet adequaat en niet tijdig reageren op de maatschappelijke onrust waardoor dit soort gezondheidsklachten kon toenemen. Als de pers dit rapport op 22 april om 6.00 uur 's morgens zou hebben opengeslagen zonder dat er een openbare enquête zou hebben plaatsgevonden, dan zou de oorlog in Kosovo ook op die dag de voorpagina's hebben beheerst en zou de politieke storm binnen een dag zijn overgewaaid. Het rapport zou met andere woorden één grote ontnuchtering hebben opgeleverd.

Dat het anders is gelopen, heeft te maken met het hele maatschappelijke proces dat zich sinds het begin van de openbare verhoren heeft afgespeeld: de live uitzendingen, de berichtgeving in de media, de reacties van 'Bijlmerslachtoffers', de commentaren van deskundigen, en niet te vergeten de uitspraken en beschuldigingen van de commissieleden zelf tijdens persbriefings of via lekken. Hoogtepunt of zo men wil dieptepunt in dat geheel vormde de opwinding en soms zelfs paniek over de vermeende gevaarlijke, explosieve lading en het zogenaamd 'onder de pet' houden daarvan.

De media hebben in dat proces uiteraard een zeer belangrijke rol gespeeld, niet alleen door de dagelijkse verhoren te verslaan, maar ook door het plaatsen van al die brokjes informatie in bredere kaders waardoor de grote lijnen voor het publiek duidelijk moesten worden. En dat was moeilijk, want de verhoren bleken stukjes te zijn van een zeer grote, maar onbekende legpuzzel. Bovendien legden getuigen verklaringen af (onder ede!) waarvan op dat moment (nog) niet duidelijk was of dat de definitieve feiten over dat onderdeel zouden zijn. Door het ontbreken van afgeronde feiten en de context van de verklaringen stond de pers voor de moeilijke opgave om gaandeweg zelf een context aan te geven en zelf de getuigenverklaringen op hun waarde te schatten. De commissie die de verhoren uitvoerde, beschikte op basis van het uitgebreide vooronderzoek al over veel meer achtergrondinformatie dan de verslaggevers. Bovendien kon de commissie door de volgorde van de verhoren, de vraagstellingen, de manier van ondervragen de regie houden over de inhoud en de toonzetting van deze 'primaire' informatiestroom.

woensdag 12 mei 1999

Distorting or Creating Reality?

Distorting or Creating Reality?

Paper presented at the Horizon 1999 Congress

May 12

Utrecht, The Netherlands

Peter Vasterman. School of Journalism, Utrecht.

Distorting or Creating Reality?

Abstract

Debates about the 'distortion of reality' by the media tend to overlook the fact that the media not only give a specific construction of reality, but at the same time have an immense influence on reality itself. Because the media shape our reality, it is very problematic to study presumed 'distortions' and perform a sort of 'reality check' on media coverage.
This problem becomes very clear in cases where 'key events' trigger a media storm which the media become the main player in the field. Such a 'mediahype' about for example sexual abuse cases in schools not only brings every (past and present) incidents to the surface, but at the same time changes society's definitions of sexual abuse and intimidation. The consequence of these changing definitions will be the discovery of even more presumed cases of abuse. This accumulation can create even more outrage or concern. During an intensive mediahype the media temporarily change their news selection criteria, but when the hype is over, collective definitions of these social problems might be changed for good. In that case it is very difficult for the media researcher to compare media coverage with 'reality'. When the media create the impression that a 'wave' of comparable incidents occur in a short period, this might be wrong according to the 'old' definitions of the problem, but the researcher has to deal with the fact that the media storm created new definitions of our 'problematic' reality.

zaterdag 8 mei 1999

Pers misbruikte Bijlmerramp.

Het eindrapport van de enquêtecommissie signaleert een toename van gezondheidsklachten bij Bijlmerbewoners en hulpverleners: hoe staat het eigenlijk met de verantwoordelijkheid van de media?

GEPUBLICEERD IN NRC HANDELSBLAD OP 8 MEI 1999.
lees de reacties:Media treft geen blaam bij Bijlmerenquête. Natasha Gerson en Wilja Jurg in NRC Handelsblad van 11 mei 1999.
In de tragedie van de Bijlmer was het volk per definitie goed. H.J. Schoo. (Elsevier). de Volkskrant 15 mei 1999.
Media op de snijplank. de Volkskrant 15 mei 1999.
Zie ook mijn opiniestuk: Media moeten schandaalkoers bij Bijlmerenquête mijden. NRC Handelsblad 13 februari 1999


zaterdag 13 februari 1999

Media moeten schandaalkoers bij Bijlmerenquête mijden.

 Gepubliceerd in: NRC Handelsblad 13 februari 1999

Peter Vasterman

Voor de media heeft de start van de parlementaire enquête naar de Bijlmerramp een perfect verloop gekend. De eerste week werd getekend door de dramatiek van de verhalen van slachtoffers, nabestaanden en hulpverleners. Het startschot voor de tweede week bleek groot vuurwerk te bevatten: het opduiken van de 'vergeten' geluidsband met daarop maar liefst een twee onthullingen, namelijk dat er gif, gassen, explosieven (cartridges) en brandbare stoffen aan boord waren en dat een verzoek tot geheimhouding door de verkeersleiding werd ingewilligd. Daarmee leek in een klap een eind gekomen aan zes jaar onzekerheid: "Zes jaar belazerd." Kopte Algemeen Dagblad dan ook groot en emotioneel op de voorpagina, terwijl de begeleidende foto van een rij hulpverleners op een grasveld als onderschrift meekrijgt: "Onwetend en onbeschermd zoeken hulpverleners naar restanten van de verongelukte El Al-Boeing."

maandag 21 december 1998

Recensie van McNair, B. (1998) The Sociology of Journalism. London, Arnold.

Het chaos model verandert power and privilige
Recensie van McNair, B. (1998) The Sociology of Journalism. London, Arnold. 

Gepubliceerd in De Journalist december 1998.

De massa- én media-hysterie rond Diana, het alles ondermijnende Clinton-Lewinsky-schandaal, de subversieve kracht van de Internet-geruchtenstroom, de snelle en chaotisch verlopende omslagen in de publieke opinie, de onstuitbare opmars van de communicatiegoeroe’s en de daarbij behorende pseudo-events, het zijn voor Brian McNair allemaal ontwikkelingen die de klassieke sociologische benaderingen van de journalistiek op het verkeerde been zetten. Decennialang hebben allerlei studies proberen aan te tonen dat de media uitsluitend gericht  waren op het bevestigen van de status quo (het geliefde woord uit de jaren zeventig) en het legitimeren van de heersende ideologie. Dit linkse ‘top down’ model werd weer bestreden door de aanhangers van de ‘liberale’ stromingen die de openbare sfeer  beschouwden als een voor iedereen toegankelijke publieke arena, waarin de media een waakhondfunctie vervulden. McNair probeert in deze inleiding in de sociologie van de journalistiek deze dichotomie van het competitie versus dominantie paradigma te doorbreken. Allerlei ontwikkelingen in de afgelopen jaren zijn immers niet te verklaren met deze modellen: waarom is er zoveel pluriformiteit als de economische mediaconcentratie mondiale vormen heeft aangenomen? Hoe kan de patriarchale ideologie op zijn retour zijn als de media de dominante ideologie verspreiden? Hetzelfde geldt voor racisme en homofobia aldus McNair die vindt dat de sociologie zich zou moeten concentreren op de dynamiek van de nieuwsproduktie en de factoren die daarop van invloed zijn. Hij kiest voor een ‘chaotic flow’ model waarin allerlei maatschappelijke actoren en ideologische stromingen met elkaar strijden om macht om issues te definiëren en toegang tot de publieke arena, maar waarbinnen  de de . Er is niet bij voorbaat één winnaar (de heersende klasse van vroeger), en de strijd verloopt zeker niet volgens vaste patronen; de uitkomst is eerder onvoorspelbaar en het proces bij nader inzien zeer chaotisch

Vanuit dit perspectief beschrijft de auteur in een kloeke docerende stijl de bekende terreinen van de sociologie van de journalistiek: aan de ene kant het maatschappelijk krachtenveld waarbinnen de journalistiek functioneert (de politieke, economische en technologische omgeving), aan de andere kant analyseert hij de professionele werkwijze en de maatschappelijke effecten van de journalistiek en de technologische omgeving). Veel aandacht is er voor de rol van de bronnen van het nieuws, die zo belangrijk geworden zijn dat de sociologie van de nieuwsbronnen een aparte specialisatie lijkt te worden.
MacNair weet op een didactische manier bruggen te bouwen tussen de vaak abstracte sociologische theorieën en de hele concrete actuele voorbeelden, variërend van Diana en Versace tot en met BSE en Swampy. Bovendien relativeert hij voortdurend het vaak harde oordeel over de journalistiek. Typerend is een zin als: “Journalists do not consciously set out to ‘distort’ reality by their adherence to these news values and formal conventions.”
Hij blijft afkerig van deterministische verklaringsmodellen en laat zich niet verleiden tot een populair media-bashing. Het analyseren van de maatschappelijke context van de journalistiek komt bij het publiek vaak over als een totale debunking van de journalistiek (objectiviteit blijkt niet te bestaan, commerciële motieven journalisten)
Het analyseren van de maatschappelijke context leidt in dit boek niet tot een totale ‘debunking’ van de journalistiek, zoals als dat vaak gebeurt in dit soort studies. McNair Hij benadrukt juist de tegendraadse ontwikkelingen waardoor de macht van de mediatycoons of de politieke elites over de centrale issues is afgenomen ten gunste van die van de journalistiek zelf en de professionele nieuwsbronnen.
Power and privilige bestaan nog steeds, maar allerlei maatschappelijke groeperingen hebben veel meer mogelijkheden om via allerlei media outlets te participeren in de strijd om issues en betekenissen.  te participeren
Dit ‘chaos’ perspectief verdient zeker nadere uitwerking, iets waar McNair in dit inleidend werk, gebaseerd op college aantekeningen, uiteraard niet aan toe kan komen. Voor discussies over de toekomst van de journalistiek biedt The Sociology of Journalism voldoende aanknopingspunten. t de media uitsluitend gericht Dat is vooral zichtbaar bij plotselinge nieuwsescalaties (zoals de food scares) die ervoor kunnen zorgen dat een onderwerp hoog op de maatschappelijke agenda komt maar die ook onnodige verontrusting of regelrechte paniek kunnen veroorzaken. McNair biedt met dit een eerste voorzet. maatschappelijke rol.



zaterdag 5 december 1998

Andermans geloof tegen het licht houden. Skepsis congres over mediahypes

Algemeen Dagblad, 5 december 1998

Door Lisette Thooft. 

Van New-Agetheorieen tot wetenschappelijke hypes: de Stichting Skepsis houdt populair geloof genadeloos tegen het licht. 'Vroeger noemden we het hysterie, maar dat mag niet meer.'

'JE kunt er ook om lachen, al die dingen waarin mensen zo graag willen geloven', zegt Skepsis-voorzitter professor Joop Doorman in zijn openingswoord van het congres, medio november in Amersfoort. De sprekers vandaag blijken er goed in te slagen om serieus geachte zaken lichtelijk belachelijk te maken. Gaat het over seksueel misbruik, dan horen we over die leraar die een geslaagde leerlinge spontaan een zoen geeft op haar wang en vervolgens wordt geschorst. Bij de voordracht over moderne ziektes verschijnt een krantenbericht op het diascherm over een Amerikaan die beweert een whiplash te hebben opgelopen door een klap met de blote borsten van een stripdanseres. En 'dokter' Montignac blijkt van huis uit personeelschef te zijn: geen wonder dat hij mensen zo gewiekst manipuleert.

De Stichting Skepsis houdt zich bezig met kritisch onderzoek van hedendaagse geloven. Van astrologie tot broeikaseffect, van ME tot magnetische straling; dwars door zowel de alternatieve als de populair-wetenschappelijke wereld trekt de stichting een spoor van ongeloof en ontmaskering. Haar motto: hoe beter je kijkt, hoe minder je ziet.

"Wij proberen mensen gevoelig te maken voor een zekere mate van betrouwbaarheid, zodat ze niet bedrogen kunnen worden', zegt voorzitter Doorman. Naast het tijdschrift Skepter, een driemaandelijks blad vol kritische beschouwingen, verzorgt de stichting sinds enkele jaren een jaarlijks congres. Dit jaar is het thema mediahypes. Geregeld wordt het publiek opgeschrikt door alarmerende berichten in de media over een of ander nieuw probleem: zinloos geweld, seksueel misbruik op scholen, noem maar op. "Steevast melden de media dat er sprake is van een plotselinge sterke toename', zegt Peter Vasterman, docent massacommunicatie aan de Utrechtse School voor de Journalistiek, die het fenomeen heeft onderzocht. "Als je beter kijkt, zie je meestal dat er alleen maar een toename is van het aantal meldingen, niet van het aantal gevallen. Het zijn bovendien vooral de media zelf die deze toename veroorzaken, doordat ze zich op het onderwerp storten en opwinding loswoelen in de maatschappij. Het aantal hypes neemt toe!', waarschuwt Vasterman - en dat is geen hype.

De skeptische sprekers op het congres behandelen de meeste onderwerpen genuanceerd. Het verhaal over het broeikas-effect van Wijbren Verstegen bijvoorbeeld, universitair docent aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, dient niet om dit effect te ontkennen: het broeikas-effect bestaat wel degelijk, zegt Verstegen. Wat de gevolgen precies zijn, weten we nog niet. Wetenschappers en journalisten moeten geen extra rampverhalen de wereld in sturen, zoals dat de poolkappen zouden smelten - er is genoeg ellende te melden die wel waar is.

De voordracht van psychiater Wijbrand Hoek gaat over anorexia nervosa. Ook hier weer de nuancering: anorexia is een groot probleem, zelfs veel groter dan men denkt, want het is niet algemeen bekend dat 15% van de patienten binnen 20 jaar sterft, door zelfmoord of de gevolgen van uithongering. "Ook artsen weten dat niet', zegt Hoek. "Wat de pers ervan maakt, een plotselinge en toenemende golf die bovendien cultuurgebonden zou zijn, dat klopt niet. Vroeger was er ook anorexia, alleen heette dat nog niet zo. Vanaf de jaren 70 is er in elk geval geen toename van nieuwe gevallen geweest. Ook dat het een cultuurgebonden ziekte zou zijn, valt te betwijfelen: op Curacao en in India komt anorexia ook voor.'

Dan komt professor dr. Frank Koerselman. Hij heeft de meest prikkelende stelling van het hele congres: modeziektes zoals whiplash en ME berusten op suggestie en zijn niet terug te voeren op lichamelijke oorzaken. Koerselman is ook keuringsarts voor verzekeringen en na honderden onderzoeken durft hij te stellen: de verklaring moet gezocht worden op het psychologische vlak, soms zelfs in fraude. Zoals die student rechten van 26 jaar die een whiplash kreeg en een claim indiende bij de verzekering van vele miljoenen: namelijk al het geld dat hij verdiend zou hebben als advocaat tussen zijn 26ste en zijn 65ste, inflatie inbegrepen. "Wie zegt dat deze man op zijn 30ste niet gewoon gaat werken?' vraagt Koerselman zich hardop af. Er is sprake van ziektewinst, meent hij: het gaat niet altijd om geld, soms om verontschuldiging. Slachtoffers van deze ziektes kunnen er niets aan doen dat ze hun leven niet tot een succes weten te maken - er is immers de ziekte. "Vroeger noemden we het hysterie, maar dat mag niet meer.'

Skepsis is in 1987 in Utrecht opgericht naar het voorbeeld van de Amerikaanse vereniging van skeptici CSICOP (Committee for the Scientific Investigation of Claims of the Paranormal). Oprichter Paul Kurtz, humanist en tegenstander van het geloof in astrologie en andere occulte zaken, reisde door tal van landen om lezers voor zijn Amerikaanse blad te werven. In Nederland waren dat er al bijna 200 en hij moedigde hen aan een eigen stichting op te richten. Het blad Skepter, dat door de Stichting Skepsis wordt uitgeven, heeft inmiddels ruim 1200 abonnees, waaronder zo'n 500 donateurs die het werk ondersteunen. Commercie is de stichting vreemd: waar krijg je nog een dag vol boeiende sprekers voorgeschoteld voor het lachwekkende bedrag van 25 gulden? (Er moet dan ook 2000 gulden bij uit de verenigingskas).

"Laatst was ik bij een lezing van Stephen Devine over Feng Shui. Die vroeg 300 gulden voor een middag', zegt Rob Nanninga, secretaris van de stichting en zelf journalist, toch wel enigszins verontwaardigd. Feng Shui, ook al zo'n onderwerp waar skeptici niet direct in geloven. "Het schema waar alles om draait, is 20 jaar geleden verzonnen door een man die zich professor noemt maar alleen maar een Bachelorsgraad heeft', weet Nanninga. "Men doet het ondertussen voorkomen alsof het eeuwenoude Tibetaanse kennis zou zijn.' Het verhaal over het stiltecentrum van het ministerie van VROM klinkt uit zijn mond bijna hilarisch. "Men heeft Maja Kooistra ingeschakeld, een bodemkundige die met bomen praat, om met de pendel en de wichelroede, te kijken welke ruimte het beste was. Kooistra zei dat er slechte energie in het gebouw hing en daarom zijn er biopolers aangeschaft, die negatieve energie moeten ompolen tot positieve. Die biopolers zijn ontworpen door een man die me niet kon vertellen hoe ze werken. Hij beweerde met zijn wichelroede goede wijn van slechte te kunnen onderscheiden. Ik heb hem 5000 gulden aangeboden voor een overtuigde demonstratie, maar daar had hij geen zin in. Wat moet je daar nou van denken?

Therapeutic touch, ook zoiets, in principe makkelijk te testen. De cursusleiders beweren dat ze je binnen een week energievelden kunnen leren voelen. Waarom weigeren ze dan een test? Als reden krijg je te horen: jouw aanwezigheid verstoort het proces. Nou dan ben ik er niet bij, ook goed! Maar ze hebben sowieso geen zin om iets te toetsen. Waarschijnlijk weten ze zelf ook wel dat het vooral een kwestie is van suggestie.'

Astrologen die zich wel lieten overhalen tot een test door Skepsis, faalden: ze bleken niet in staat gegevens van mensen te koppelen aan de bijpassende horoscopen met een succespercentage boven de normale kansverwachting, al hadden ze zelf mogen bepalen welke informatie ze nodig hadden. "Dan is het: ja, maar het is toch een gekunstelde situatie, want het werkt alleen als iemand op een zelfgekozen moment bij een zelfgekozen astroloog komt', zegt Nanninga schamper.

Skepsis is geen hulporganisatie: "Als mensen bellen omdat ze bezorgd zijn over een goedgelovige partner die zich laat ringeloren door een sekte, kunnen we niets doen.' Een enkele keer heeft Nanninga voor negatieve publiciteit gezorgd, zoals bij die psychotherapeute in Groningen waar zelfs het Riagg clienten naar doorverwees, maar die zelf duidelijk paranoide wanen had en bij wie mensen van de regen in de drup raakten. "Toen had ik nog het idee dat je iets kunt doen als alternatieve genezers de fout in gaan', zegt Nanninga. "Echt iets doen kan eigenlijk niet. Mensen moeten zich dat beter realiseren als ze met alternatieve genezers in zee gaan: er is geen onpartijdige en belangeloze hulp, geen controle.'


maandag 25 mei 1998

Media in de houdgreep van de hype. Mediahype debat in De Balie in Amsterdam op


Diana, Gümüs, Zinloos Geweld, Groningen...

Media in de houdgreep van de hype. Is de klopjacht op nieuws fataal voor de feiten? Is er sprake van escalatie en overdrijving? Of kunnen mediahypes ook feitelijk en functioneel zijn?

Verslag van de discussie over mediahypes in de Balie in Amsterdam. 25 mei 1998.


Programma.

Hypes als spooktrein?

Introductie door Forumvoorzitter: John Jansen van Galen, (freelancer voor o.m. Het Parool, NOS):

Hypes, fataal of functioneel?

Inleiding door Peter Vasterman (Hype onderzoek, School voor de Journalistiek Utrecht)
Wat te doen als de opwinding een feit is?

Inleiding door Maarten Huygen (Chef Verslaggeving NRC Handelsblad).
Verslag van het hype debat met o.a.:

Boris Dittrich (Tweede Kamer fractie D66) Wie bewaakt de waakhond van de democratie?
Hans Laroes (Adjunct-Hoofdredacteur NOS Journaal)

Jean Mentens (Hoofdredacteur Hart van Nederland, Cameo Media)

Met:
Televisie-items over hypes, gemaakt door studenten van de School voor de Journalistiek